5.2.Eiser heeft nu hij niet beschikt over een paspoort, geldig visum of verblijfsvergunning immers niet aannemelijk kunnen maken dat hij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen (3a). Daarnaast heeft eiser op 14 juni 2023 reeds een terugkeerbesluit ontvangen (3c) en onderneemt hij geen concrete acties ter bevordering van het vaststellen van zijn identiteit (3d). Voorts heeft eiser tijdens de vertrekgesprekken aangegeven niet mee te willen werken aan zijn terugkeer naar Algerije. Ook heeft de minister terecht aangegeven dat eiser, nadat twee eerder ingediende asielaanvragen waren afgewezen, op 1 juli 2024 een derde aanvraag heeft ingediend (4b).
6. De rechtbank overweegt dat het begrip openbare orde in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw zo moet worden opgevat dat de persoonlijke gedragingen van een asielzoeker een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde moeten vormen en dat niet mag worden volstaan met een enkele verwijzing naar een veroordeling om dit gevaar te motiveren. De rechtbank verwijst in dit kader onder meer naar een Afdelingsuitspraak van 13 mei 2019.De minister heeft aangegeven dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of openbare orde, omdat hij, hoewel hij pas sinds april 2022 in Nederland is, wordt verdacht of is veroordeeld in verband met een 13 delicten, waaronder 13 vermogensdelicten en 2 geweldsdelicten, waarvoor hij meermaals tot gevangenisstraf is veroordeeld. Eiser komt voor in dertig registraties binnen de Basisvoorziening Handhaving (BVH), het incidentenregister van de Nederlandse politie. Ook staan er twee aandachtsvestigingen op zijn naam, te weten één voor alle vestigingen van TK max en één voor alle vestigingen van het Kruidvat in de gemeente Groningen. Daarnaast heeft eiser in diverse asielzoekerscentra op de TOP-X lijst gestaan, de lijst waarop de asielzoekers worden vermeld die de meeste overlast veroorzaken. Door het plegen van deze strafbare feiten veroorzaakt eiser schade aan de Nederlandse samenleving en verstoort hij het gevoel van veiligheid in de maatschappij. Tevens geeft eiser met dit gedrag aan zich niets aan te trekken van de in Nederland geldende rechtsregels en wetten, aldus de minister. De rechtbank is van oordeel dat de minister hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom deze persoonlijke gedragingen van eiser een daadwerkelijk gevaar vormen voor de openbare orde.
7. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden was om een lichter middel dan de maatregel van bewaring toe te passen. In dit kader acht de rechtbank van belang dat reeds hiervoor is overwogen dat de a-grond de bewaring kan dragen en dat hiermee het risico op onttrekking is gegeven. Voorts constateert de rechtbank dat eiser problemen met zijn pols als medische omstandigheid naar voren heeft gebracht waar de minister rekening mee dient te houden. Dat dit maakt dat eiser detentieongeschikt zou zijn, is niet onderbouwd noch gebleken. In dat kader heeft de minister dan ook kunnen volstaan met te overwegen dat de medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra in Nederland gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. In elk detentiecentrum kan eisers medische dossier worden opgevraagd vanuit Ter Apel en kunnen afspraken met ziekenhuizen worden gemaakt om medische vraagstukken op te pakken. Indien dit naar de mening van eiser door de medische dienst in het detentiecentrum niet adequaat gebeurt, dient hij zich te wenden tot de Commissie van Toezicht in de justitiële inrichting. Tot slot is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding had moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
8. De termijn in artikel 59b, tweede lid, van de Vw moet worden gezien als een maximale termijn waarbinnen de minister voldoende voortvarend moet handelen om ervoor te zorgen dat eiser voor een zo kort mogelijke termijn in bewaring wordt gehouden. De minister is vanaf het moment van inbewaringstelling verplicht om voldoende voortvarend te handelen.Op 5 juli 2024 heeft een aanmeldgehoor met eiser plaatsgevonden en op 21 juli 2024 heeft de minister het voornemen uitgebracht de aanvraag van eiser te willen afwijzen. De minister gaat daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend te werk.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.