In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2024, met zaaknummer SGR 22/4676, is de aanvraag van eiseres om een Bbz-uitkering afgewezen. Eiseres, die een eenmanszaak heeft in de kledingsector, had een uitkering aangevraagd omdat haar bedrijf onvoldoende inkomen genereerde. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had de aanvraag eerder afgewezen op basis van het ontbreken van een vereiste omgevingsvergunning voor haar bedrijfsactiviteiten. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres stelde dat het college te veel nadruk legde op de omgevingsvergunning en dat zij bezig was met het opzetten van een webshop, waarvoor geen vergunning nodig was. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van haar bedrijf. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op de Bbz-uitkering, omdat zij niet als zelfstandige kon worden aangemerkt zonder de benodigde vergunning. Daarnaast werd eiseres een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, waarbij het college en de Staat vergoedingen moesten betalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde de kostenvergoedingen op.