Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsbeslissing
5 oktober2022 in Nederland telkens
enin bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
De verdachte heeft het niet gelaten bij het verwerven en bezitten van kinderporno, maar heeft in de genoemde chatsessies ook bevorderd dat minderjarigen nieuw kinderpornomateriaal vervaardigden en verspreidden. Hij heeft in die chats bovendien eerder door hemzelf gedownloade kinderporno gedeeld en dus verspreid.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf een wat langere proeftijd van drie jaren verbinden. Daaraan ligt de houding van de verdachte ter terechtzitting mede ten grondslag. Uit die houding blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte wil wegblijven bij mogelijke andere oorzaken van zijn gedrag dan - kort gezegd - een beperkt vermogen om met stress om te gaan. De rechtbank vindt in dit verband de stellige verklaring van de verdachte dat hij niet gericht heeft gezocht naar - of gevraagd heeft om - kinderpornografisch materiaal en niet in seksuele zin op zoek was naar minderjarigen niet aannemelijk. Een en ander is naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet in lijn met de resultaten van het opsporingsonderzoek, waaronder enkele duizenden afbeeldingen van kinderporno en zijn seksuele uitlatingen in chats met jonge jongens. De proeftijd van drie jaar geeft meer ruimte aan de reclassering en De Waag om met de verdachte ook nog te kijken naar eventuele andere oorzaken van zijn gedrag, waaronder een mogelijke seksuele voorkeur voor minderjarigen, en om hem voor langere tijd te monitoren. De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd geantwoord dat hij hiervoor open staat. De rechtbank acht dit in het belang om herhaling te voorkomen. Naast de genoemde gevangenisstraf zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen.
7.De toepasselijke wetsartikelen
8.De beslissing
8 (acht) MAANDEN;
4 (vier) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
240 (tweehonderdveertig) uren;
120 (honderdtwintig) dagen.