ECLI:NL:RBDHA:2024:11853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
NL24.10931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 juli 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, maar trok dit beroep in nadat de minister had aangegeven een dwangsom van € 4.000,- te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om over de inhoud van het beroep te oordelen, omdat de burgerlijke rechter bevoegd is om te beslissen over de verschuldigdheid van de dwangsom. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister gaf aan dat er geen reden was om proceskosten te vergoeden. De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een bestuursorgaan alleen kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de dwangsom, kan zij ook niet vaststellen of de minister aan verzoeker is tegemoetgekomen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10931
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de minister van 8 maart 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister verzoeker op 8 juli 2024 heeft laten weten een dwangsom van € 4.000,- te vergoeden aan verzoeker.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen reden ziet om proceskosten te vergoeden omdat niet de bestuursrechter, maar de burgerlijke rechter bevoegd is om te beslissen over de verschuldigdheid van de dwangsom.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.1

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.2
1. Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 13 maart 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin aan verzoeker een verblijfsvergunning is verleend. Verzoeker heeft beroep ingesteld omdat er geen dwangsom is toegekend in het bestreden besluit. Volgens verzoeker heeft de minister hem niet gehoord binnen de gestelde termijn van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, zoals bepaald in de uitspraak van 1 december 2023, NL23.34889. De rechtbank heeft een dwangsom verbonden aan termijnoverschrijding. Daardoor is de minister volgens verzoeker een dwangsom verschuldigd.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep over de dwangsom die de minister volgens verzoeker heeft verbeurd vanwege het overschrijden van de door de rechtbank gestelde termijn. Voor het vaststellen van de verschuldigdheid van de hoogte van een dergelijke dwangsom moet een vreemdeling zich namelijk wenden tot de burgerlijke rechter.3 De rechtbank kan daarom ook geen oordeel geven over de vraag of de minister is tegemoetgekomen aan verzoeker door alsnog de gevraagde dwangsom te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten daarom af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3199, r.o. 2.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 juli 2024
Mr. I. Helmich A. Wilpstra - Foppen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.