ECLI:NL:RBDHA:2024:11853
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 juli 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, maar trok dit beroep in nadat de minister had aangegeven een dwangsom van € 4.000,- te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om over de inhoud van het beroep te oordelen, omdat de burgerlijke rechter bevoegd is om te beslissen over de verschuldigdheid van de dwangsom. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister gaf aan dat er geen reden was om proceskosten te vergoeden. De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een bestuursorgaan alleen kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de dwangsom, kan zij ook niet vaststellen of de minister aan verzoeker is tegemoetgekomen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af.