ECLI:NL:RBDHA:2024:11834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
SGR 23/8588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het buiten behandeling stellen van aanvragen voor een Nederlands paspoort na verlies van nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024, wordt het beroep van eisers tegen het buiten behandeling stellen van hun aanvragen voor een Nederlands paspoort beoordeeld. De rechtbank behandelt de zaak onder zaaknummer SGR 23/8588. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Görsültürk, hebben hun aanvragen voor een paspoort ingediend, maar deze zijn door de minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door mr. M.D. Barendrecht, buiten behandeling gesteld. De minister heeft dit besluit genomen op basis van het feit dat eisers op 11 augustus 2018 van rechtswege hun Nederlanderschap hebben verloren, omdat hun vader op dat moment de Nederlandse nationaliteit had verloren.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de aanvragen buiten behandeling te stellen. De rechtbank wijst erop dat de eisers bij hun geboorte zowel de Nederlandse als de Tunesische nationaliteit hebben verkregen. De rechtbank concludeert dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen geen schending is van de wettelijke gronden voor buitenbehandelingstelling, en dat de minister de aanvragen inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de vader van eisers op 11 augustus 2008 Nederland heeft verlaten en tien jaar in Tunesië heeft verbleven, wat heeft geleid tot het verlies van het Nederlanderschap van eisers.

Eisers betogen dat het besluit onzorgvuldig en ongemotiveerd is, maar de rechtbank verwerpt deze stelling. De rechtbank benadrukt dat de minister de aanvragen op juiste gronden heeft afgewezen en dat de eisers niet hebben aangetoond dat het verlies van hun Nederlanderschap onevenredige gevolgen heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], eiser en [eiseres], eiseres (hierna tezamen: eisers)

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de minister van Buitenlandse Zaken

(gemachtigde: M.D. Barendrecht).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het buiten behandeling stellen van hun aanvragen voor een Nederlands paspoort.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvragen met het besluit van 2 juni 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 9 november 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 17 mei 2023 hebben de ouders van eisers namens hen Nederlandse paspoorten aangevraagd. Eisers hebben bij hun geboorte het Nederlanderschap verkregen, omdat hun vader op dat moment de Nederlandse nationaliteit had. Eisers hebben bij hun geboorte ook de Tunesische nationaliteit verkregen omdat beide ouders de Tunesische nationaliteit hebben.
3. Verweerder heeft geweigerd om de aanvraag van eisers in behandeling te nemen. Eisers hebben op 11 augustus 2018 van rechtswege het Nederlanderschap verloren omdat hun vader toen de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De vader van eisers heeft op 11 augustus 2008 Nederland verlaten. Omdat hij hierna tien jaar lang onafgebroken hoofdverblijf heeft gehad in Tunesië, en geen Nederlands reisdocument heeft aangevraagd of aan hem een verklaring omtrent het Nederlanderschap is verstrekt, heeft de vader van eisers op 11 augustus 2018 de Nederlandse nationaliteit verloren. Ook eisers hebben daarom op die datum het Nederlanderschap verloren.

Wat vinden eisers in beroep?

4. Eisers betogen dat het bestreden besluit niet strookt met de limitatieve wettelijke gronden tot buitenbehandelingstelling van bestuursrechtelijke aanvragen. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig en ongemotiveerd tot stand gekomen. Het besluit is ten onrechte als kennelijk ongegrond afgedaan en eisers zijn daarom ten onrechte niet gehoord in de bezwaarprocedure. Ook zijn eisers van mening dat zij de Nederlandse nationaliteit niet hebben verloren. Aan hun vader is in april 2023 een paspoort verstrekt. Hieruit konden eisers afleiden dat verweerder, ondanks het tienjarig verblijf van de vader van eisers in Tunesië, getoetst heeft aan het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel en de vader van eisers op grond daarvan toch een paspoort heeft verstrekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers aanvraag voor een paspoort buiten behandeling heeft kunnen stellen omdat eisers het Nederlanderschap van rechtswege zijn verloren en licht dit oordeel hierna toe.
6. De beroepsgrond van eisers dat het bestreden besluit niet strookt met de limitatieve wettelijke gronden tot buitenbehandelingstelling en daarom ongemotiveerd en onzorgvuldig tot stand is gekomen, slaagt niet. Het niet in behandeling nemen van een paspoortaanvraag [1] is geen buitenbehandelingstelling in de zin van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. [2] De minister heeft blijkens de bewoordingen in het bestreden besluit feitelijk de aanvraag inhoudelijk beoordeeld en afgewezen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de vader van eisers op 11 augustus 2008 Nederland heeft verlaten en vervolgens gedurende een onafgebroken periode van tien jaar zijn hoofdverblijf had in Tunesië. Uit artikel 15, eerste lid, onder c van de RWN [3] volgt dat een meerderjarige in dit geval het Nederlanderschap verliest. Uit artikel 16, eerste lid, onder d van de RWN volgt dat het Nederlanderschap voor een minderjarige ook verloren gaat op het moment dat zijn vader of moeder op deze wijze het Nederlanderschap verliest. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat eisers de Nederlandse nationaliteit van rechtswege hebben verloren.
8. Dat aan de vader van eisers in april 2023 een paspoort is verstrekt, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft erop gewezen dat dit een vergissing was en dat op 2 juni 2023 aan de vader is medegedeeld dat het verstrekte paspoort van rechtswege is komen te vervallen. De vader van eisers heeft hierover een beroepsprocedure lopen bij de rechtbank Midden-Nederland. Deze rechtbank gaat voor deze procedure echter uit van de feiten zoals die er nu liggen. Hierbij acht zij van belang dat deze zaak enkel ziet op de paspoortaanvragen van eisers en dat in april 2021 ook al een besluit is genomen op paspoortaanvragen van eisers waarin is vastgesteld dat zij op 11 augustus 2018 het Nederlanderschap hebben verloren. In die procedure hadden eisers niet onderbouwd dat het verlies van het Nederlanderschap voor hen onevenredige gevolgen heeft. Voor zover eisers in deze procedure een beroep doen op het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel wijst de rechtbank erop dat eisers de weg van een optieverklaring moeten volgen als zij een beroep willen doen op de Unierechtelijke evenredigheidstoets. [4]
9. De beroepsgrond van eisers dat verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgedaan en eisers ten onrechte niet heeft gehoord, slaagt niet. Eisers hebben niet nader onderbouwd waarom verweerder op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar niet heeft kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 52, eerste lid van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL4166, r.o. 2.2.1.
3.Rijkswet op het Nederlanderschap.
4.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank van 4 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11394, r.o. 4.8.