ECLI:NL:RBDHA:2024:11833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
SGR 24/420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het buiten behandeling stellen van een aanvraag voor een Nederlands paspoort na verlies van nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn aanvraag voor een Nederlands paspoort beoordeeld. Eiser, die bij zijn geboorte in 2002 het Nederlanderschap verkreeg, heeft ook de Egyptische nationaliteit. De aanvraag voor een paspoort werd door de minister van Buitenlandse Zaken buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 10 april 2014 van rechtswege het Nederlanderschap heeft verloren, toen zijn vader de Nederlandse nationaliteit verloor. Eiser heeft op 11 juli 2024 zijn beroep behandeld via een videoverbinding, waarbij ook een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het verlies van de Nederlandse nationaliteit van rechtswege niet mag intreden als gevolg van een eenzijdig handelen of nalaten van één van de gezaghebbende ouders. Echter, in dit geval is het nalaten van eisers vader om actie te ondernemen vanuit Egypte niet relevant voor het ouderlijk gezag. De rechtbank stelt vast dat de minister terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat het Nederlanderschap van eiser verloren is gegaan op het moment dat zijn vader zijn nationaliteit verloor. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. N.C. Blomjous),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: M.D. Barendrecht).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn aanvraag voor een Nederlands paspoort.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 december 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 30 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via videoverbinding), de gemachtigde van eiser, B. Ghaly als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 26 september 2022 heeft eiser een Nederlands paspoort aangevraagd. Eiser heeft bij zijn geboorte in 2002 het Nederlanderschap verkregen, omdat zijn vader op dat moment de Nederlandse nationaliteit had. Eiser heeft bij zijn geboorte ook de Egyptische nationaliteit gekregen omdat zijn ouders allebei de Egyptische nationaliteit hebben.
3. Verweerder heeft geweigerd om eisers aanvraag in behandeling te nemen. Eiser heeft op 10 april 2014 van rechtswege het Nederlanderschap verloren omdat zijn vader toen de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De vader van eiser heeft op 10 april 2004 Nederland verlaten. Omdat hij hierna tien jaar lang onafgebroken hoofdverblijf heeft gehad in Egypte, en geen Nederlands reisdocument heeft aangevraagd of aan hem een verklaring omtrent het Nederlanderschap is verstrekt, heeft eisers vader de Nederlandse nationaliteit op 10 april 2014 verloren. Ook eiser heeft daarom op 10 april 2014 het Nederlanderschap verloren.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Verlies van de nationaliteit van rechtswege mag niet intreden als gevolg van een eenzijdig handelen of nalaten van één van eisers gezaghebbende ouders. Eisers ouders hadden het gedeelde gezag over hem toen hij minderjarig was en artikel 16, eerste lid, onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) is daarom in strijd met artikel 1:245 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De RWN moet daarom wijken voor het BW en de belangen van het kind. Verder zien de verwijzingen van verweerder in het bestreden besluit naar uitspraken van de Hoge Raad op andere situaties dan de situatie van eiser omdat eiser geen beroep doet op een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers aanvraag voor een paspoort buiten behandeling heeft kunnen stellen omdat eiser het Nederlanderschap van rechtswege is verloren en licht dit oordeel hierna toe.
6. Artikel 9 van de Paspoortwet stelt het Nederlanderschap als voorwaarde voor het verstrekken van een Nederlands paspoort. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers vader op 10 april 2014 zijn Nederlanderschap is verloren omdat hij ook de Egyptische nationaliteit heeft en gedurende een onafgebroken periode van tien jaar in Egypte zijn hoofdverblijf had. [1] Uit de RWN volgt dat het Nederlanderschap voor een minderjarige verloren gaat op het moment dat zijn vader of moeder op deze wijze het Nederlanderschap verliest. [2]
6.1.
Eisers beroepsgrond dat verlies van de Nederlandse nationaliteit van rechtswege niet mag intreden als gevolg van een eenzijdig handelen of nalaten van één van zijn gezaghebbende ouders, slaagt niet. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het ouderlijk gezag in eisers geval niet van belang is. Het nalaten van eisers vader om vanuit Egypte actie te ondernemen om de Nederlandse nationaliteit te behouden, is geen handeling die door eisers vader is uitgevoerd in het kader van zijn ouderlijk gezag. Eisers vader heeft hiermee geen handeling uitgevoerd
namenseiser. Het ouderlijk gezag heeft betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen. [3]
6.2.
In het kader van de belangen van het kind heeft verweerder erop mogen wijzen dat aan het IVRK [4] niet het recht op het verkrijgen of behouden van een bepaalde nationaliteit kan worden ontleend. [5] Voor zover eiser zich op de zitting nog heeft beroepen op artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, overweegt de rechtbank dat de vraag of nationaliteitsverlies verenigbaar is met de door het Handvest gewaarborgde grondrechten beantwoord dient te worden in het kader van de evenredigheidstoetsing. Eiser moet de weg van een optieverklaring volgen als hij een beroep wil doen op deze Unierechtelijke evenredigheidstoets. [6]
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 15, eerste lid, onder c van de RWN.
2.Zie artikel 16, eerste lid, onder d van de RWN.
3.Zie artikel 1:245, vierde lid, van het BW.
4.Verdrag inzake de rechten van het kind.
5.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 10 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6536, r.o. 5.4.
6.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank van 4 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11394, r.o. 4.8.