ECLI:NL:RBDHA:2024:11822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
SGR 23/3789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering van bijstand ongegrond verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar bijstandsuitkering. Eiseres ontving een bijstandsuitkering vanaf 11 oktober 2019, maar heeft in de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 € 943,07 te veel bijstand ontvangen, omdat zij in die periode ook een Ziektewetuitkering ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 16 september 2022 het recht op bijstand van eiseres ingetrokken, omdat zij vanaf die datum als zelfstandig ondernemer werkzaam was. Hierdoor was het niet meer mogelijk om de te veel betaalde bijstand te verrekenen, wat leidde tot het primaire besluit om € 660,14 aan bijstand terug te vorderen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het besluit gehandhaafd. Tijdens de zitting op 28 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij niet op de hoogte was van het eerder genomen besluit van 11 april 2022 en dat zij niet de bevoegdheid had om het beroep in te trekken. De rechtbank concludeert hieruit dat eiseres de juistheid van het bestreden besluit onderschrijft en haar gronden daartegen niet langer handhaaft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.

De rechtbank beslist dat de terugvordering van de bijstandsuitkering in stand blijft. Eiseres krijgt geen gelijk, wat betekent dat zij het griffierecht niet terugkrijgt en ook geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C. Car),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. J. Packbier).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen terugvordering van haar bijstandsuitkering.
1.1.
Met het primaire besluit van 16 september 2022 heeft het college op grond van de Participatiewet (Pw) van eiseres € 660,14 aan betaalde bijstand teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 18 april 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
2.1.
Eiseres ontving een bijstandsuitkering vanaf 11 oktober 2019. Eiseres heeft in de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 € 943,07 te veel bijstand ontvangen omdat zij in die periode ook een Ziektewetuitkering ontving. Met het besluit van 11 april 2022 heeft het college daarom het recht op bijstand van eiseres herzien en besloten tot verrekening van het bedrag van € 943,07 met de bijstandsuitkering van eiseres.
2.2.
Op 16 september 2022 heeft het college het recht op bijstand van eiseres vanaf 1 maart 2022 ingetrokken, omdat zij vanaf die datum werkzaam is als zelfstandig ondernemer. Omdat het als gevolg van de intrekking van de bijstandsuitkering niet meer mogelijk is om de in de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 te veel betaalde bijstand te verrekenen, heeft het college het primaire besluit genomen.
2.3.
In het bestreden besluit heeft het college de terugvordering van de bijstandsuitkering gehandhaafd. Volgens het college is het bezwaar kennelijk ongegrond, zodat van het horen in bezwaar kan worden afgezien. Het college stelt zich op het standpunt dat de verrekening niet geheel kon worden voldaan, zodat op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw het restant kon worden teruggevorderd.
Wat oordeelt de rechtbank?
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat zij bij overname van het dossier niet op de hoogte was van het in rechte vaststaande besluit van 11 april 2022 en dat zij niet de bevoegdheid heeft gekregen om het beroep in te trekken. De rechtbank begrijpt deze toelichting aldus, dat eiseres de juistheid van het bestreden besluit onderschrijft en dat zij haar gronden daartegen niet langer handhaaft. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Dit betekent dat de terugvordering van de bijstandsuitkering in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.