ECLI:NL:RBDHA:2024:11802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 juli 2024, is het beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had zijn asielaanvraag op 25 juni 2023 ingediend, en volgens de Wet Bepalingen Vreemdelingen 2023/3 (WBV 2023/3) was de beslistermijn voor deze aanvragen met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de verweerder uiterlijk op 25 september 2024 op de aanvraag moest beslissen.

Eiser had echter op 16 april 2024 een ingebrekestelling ingediend, die door de verweerder op 17 april 2024 was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juli 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na deze datum een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19241
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.H. Yabasun) en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
besluit te nemen en hieraan een rechterlijke dwangsom te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
5. Eiser heeft op 25 juni 2023 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 25 september 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 16 april 2024, door verweerder ontvangen op 17 april 2024, is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.