ECLI:NL:RBDHA:2024:1176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen wegens onbekende bestemming van eisers

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de asielaanvragen van twee eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. V.L. van Wieringen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. B.W. Zagers, had op 23 november 2023 besloten om de asielaanvragen van de eisers buiten behandeling te stellen op basis van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 hebben de eisers en hun gemachtigde zich afgemeld, terwijl de staatssecretaris wel vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Dit leidt tot de conclusie dat zij geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 telefonisch contact gehad met de gemachtigde van de eisers, die aangaf dat hij niet weet waar de eisers zich bevinden en dat hij slechts sporadisch contact met hen heeft. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen procesbelang meer is voor de eisers, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van hun beroep.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 januari 2024 door rechter mr. J.M. Hollebrandse, in aanwezigheid van griffier mr. B. Voors. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37680
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen
[eiser]en
[eiseres], v-nummers: [nummer] en [nummer] , eisers
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding1. Bij het bestreden besluit van 23 november 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.3.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
4. De rechtbank beoordeelt of er in het onderhavige beroep sprake is van procesbelang. Eisers zijn met onbekende bestemming vertrokken. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [2]
5. Op 24 januari 2024 heeft de rechtbank telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eisers. De gemachtigde heeft aan de rechtbank laten weten dat hij af en toe via de mail contact heeft met eisers, maar dat hij niet weet of eiseres in Nederland verblijven en dat hij ook niet weet waar zij wel verblijven. Eisers en hun gemachtigde hebben zich bovendien voorafgaand aan de zitting afgemeld. Gelet hierop moet worden aangenomen dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom hebben zij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2024 door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.37681.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.