ECLI:NL:RBDHA:2024:11750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
09/012500-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor meerdere vermogensdelicten en herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 26 juli 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, waaronder woninginbraken en een bedrijfsinbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een kort tijdsbestek van drie maanden betrokken was bij meerdere inbraken, waarbij hij onder andere laptops, sieraden en andere waardevolle goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op forensisch onderzoek, waaronder DNA-analyse, die de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten bevestigde. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de impact van de gepleegde delicten op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/012500-24 en 09/277091-23 en 09/182708-24 (ttz. gev.) en 99-000758-57 (herroeping v.i.)
Datum uitspraak: 29 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .
Op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 april 2024 (pro forma) en 15 juli 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestein en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.A.L.F. Frijns naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de drie dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Zaak A
Parketnummer 09/912500-24:
Feit 1: een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij meerdere laptops en/of horloges en/of een camera en/of een portemonnee heeft gestolen;
Feit 2: primair, een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij een of meerdere sieraden en/of een sieradenkistje heeft gestolen;
Subsidiair, zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een of meerdere sieraden en/of een sieradenkistje;
Zaak B
Parketnummer 09/277091-23:
Feit 1: een persoon heeft bedreigd met brandstichting en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond;
Zaak C
Parketnummer 09/182708-24:
Feit 1: een bedrijfsinbraak heeft gepleegd en daarbij meerdere laptops heeft gestolen;
Feit 2: een poging tot woninginbraak heeft gepleegd, vergezeld door geweld en/of bedreiging met geweld;
Feit 3: een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij een tas en/of een of meerdere horloges en/of sieraden heeft gestolen;
Feit 4: een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij een laptoptas en/of een camera(lens) en/of een of meerdere horloges en sieraden heeft gestolen.
Voor de leesbaarheid zal hierna de dagvaarding met parketnummer 09/012500-24 worden aangeduid als zaak A en de dagvaarding met parketnummer 09/277091-23 als zaak B. De dagvaarding met parketnummer 09/182708-24 zal worden aangeduid als zaak C. Wanneer wordt verwezen naar de feiten, zal eerst de zaak en daaropvolgend het nummer van het ten laste gelegde feit worden vermeld (met andere woorden: Zaak A.1 is Zaak A, feit 1).

3.Ontvankelijkheid zaak B (verzet tegen strafbeschikking)

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzet tegen de strafbeschikking en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet tijdig verzet heeft ingesteld.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft een strafbeschikking ontvangen van het Centraal Justitieel Incassobureau, gedagtekend 30 oktober 2023, tot betaling van een geldboete van 250 euro. Bij brief van 11 november 2023, gericht aan het parket OVJ Den Haag, heeft de verdachte de officier van justitie bericht dat hij op 31 oktober 2020 (de rechtbank begrijpt: 2023) kennis heeft genomen van de boete en verzocht de strafbeschikking te vernietigen. Deze brief is blijkens de daarop vermelde stempel bij het parket ingekomen op 16 november 2023. Op grond van het bepaalde in artikel 257e lid 1 van het Wetboek van Strafvordering had de verdachte in dit geval binnen veertien dagen na 31 oktober 2023 verzet moeten doen bij het parket van de officier van justitie. De datum van ontvangst ten parket is daarbij bepalend voor de vaststelling of het verzet tijdig is gedaan (vgl. HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:578). Dit staat ook zo vermeld in de door de verdachte ontvangen strafbeschikking. Nu verdachtes brief, inhoudende verzet, pas op 16 november 2023 bij het parket van de officier van justitie is ingekomen, heeft de verdachte te laat verzet gedaan. De verdachte is niet-ontvankelijk in zijn verzet.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Inleiding
Zaak A en C
De verdachte wordt -kort gezegd- verdacht van betrokkenheid bij een bedrijfsinbraak, vier woninginbraken, en één poging daartoe, allen gepleegd in een tijdbestek van drie maanden in de periode tussen november 2023 en januari 2024. In drie gevallen is door de dader een ruit ingegooid danwel ingeslagen. In twee gevallen (zaak A.1 en zaak C.2) was sprake van een confrontatie met personen, waarbij de dader door de bewoner(s) is overlopen. De dader wist beide keren te ontkomen, maar heeft in zijn vlucht spullen achtergelaten. Na (sporen)onderzoek op de plaatsen delict, zijn sporen(dragers) aangetroffen waaruit DNA-materiaal kon worden vastgesteld. Dit DNA kwam overeen met DNA (referentiemateriaal) uit de databank, waardoor de verdachte in beeld kwam. Omdat er in het werkgebied Leiden veel woninginbraken waren gepleegd in een korte tijd, werd door de politie een peilbaken geplaatst onder het voertuig dat bij de verdachte in gebruik was. Tijdens een controle van het voertuig door de politie op 11 januari 2024 rende de verdachte weg. Op zijn vluchtroute werden diverse sieraden aangetroffen die van een diefstal uit een woning in Leiden afkomstig bleken te zijn (zaak A.2). In de buurt van zijn verstopplek werd door de politie onder meer een breekijzer aangetroffen. Het aangetroffen en veiliggestelde DNA-materiaal op het breekijzer leverde een DNA-hit op met de verdachte. De verdachte heeft ontkend de inbraken (en een poging daartoe) te hebben gepleegd. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraken (en de poging daartoe).
De rechtbank zal hierna de feiten afzonderlijk op volgorde van de tenlasteleggingen bespreken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Op (meer) specifieke standpunten van de verdediging zal hierna- voor zover nodig- nader worden ingegaan.
4.4.
De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak zaak A
feit 2 primair
De rechtbank acht – met de verdediging- niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder zaak A.2 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank kan, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting door de verdachte is verklaard, in onderling verband en samenhang bezien, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte degene is geweest die de inbraak aan de [adres 4] te Leiden heeft gepleegd. De enkele omstandigheid dat bij de verdachte gestolen goederen zijn aangetroffen is hiervoor onvoldoende.
4.5
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.6
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van Zaak A
Feit 1- [adres 2]
De rechtbank leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af. [naam 1] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 2] te [plaats 2] . Aangeefster verklaarde dat zij op 20 november 2023 rond 18.20 uur thuiskwam, dat zij een man op zich af zag rennen toen zij naar de voordeur liep, dat de voordeur van haar woning openstond en dat de man in elke hand een tas vast had. Zij begon te schreeuwen. De man rende weg in de richting van de [weg] en aangeefster rende achter hem aan. Zij heeft verder verklaard dat de man ter hoogte van de [adres 3] en op de [weg] zijn tassen liet vallen. Aangeefster heeft vervolgens haar achtervolging gestaakt en de tassen opgepakt. Toen zij met een omstander sprak zag zij de man weer terugrennen. Hij had zijn scooter geparkeerd voor de [adres 3] . Buurtbewoners probeerden de man tegen te houden, maar hij wist te ontkomen en liet onder meer een helm met mondkapje op straat achter. Aangeefster heeft de achtergebleven spullen meegenomen naar haar woning. De goederen in de twee tassen die op straat waren aangetroffen waren haar eigendommen en afkomstig uit haar woning. In de tassen zaten verschillende laptops, een camera, een horlogedoos en een portemonnee. Aangeefster omschreef de man als een jonge man, van ongeveer 20 jaar oud, tussen de 1.80 en 1.85 meter lang, stevig postuur, een grijze joggingspak, donkere muts en een
mondkapje. Aangeefster zag later dat de dader met een dakpan een ruit in haar woning had ingeslagen.
Er is forensisch onderzoek ingesteld naar deze inbraak. Bij dit onderzoek zijn de binnenzijde van de aangetroffen helm en de buiten- en binnenzijde van het daarin aangetroffen mondkapje bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. De bemonstering van de helm werd gewaarmerkt met SIN AAOK5773NL en de bemonstering van het aangetroffen mondkapje werd gewaarmerkt met SIN AAOK5774NL en voor DNA-onderzoek veiliggesteld. The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) heeft DNA-onderzoek verricht aan de bemonstering met nummer SIN AAOK5773NL. Van de bemonstering kon een DNA-hoofdprofiel worden opgemaakt. Dit DNA-profiel is vergeleken met opgeslagen DNA-profielen in de databank. Het op de helm aangetroffen DNA-profiel matcht met het opgeslagen DNA-profiel van [de verdachte] , geboren [geboortedag] 1998. De kans dat het DNA van een ander afkomstig is dan van de verdachte is kleiner dan één op één miljard. Op de bemonstering met nummer SIN AAOK5774NL is een DNA-profiel afgeleid van een man. Dit DNA-profiel leverde wederom een DNA-match op met het opgeslagen DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA op het mondkapje van een ander afkomstig is dan van de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het aantreffen van het DNA-materiaal van verdachte in de helm en op het mondkapje redengevend is als bewijs voor daderschap. Het is immers dezelfde man die aangeefster eerst uit haar woning ziet komen die ze daarna ziet bij het ophalen van de scooter waarbij het mondkapje en de helm zijn achtergebleven. Daar komt bij dat de rechtbank van oordeel is, anders dan de verdediging, dat het door aangeefster gegeven signalement de verdachte geenszins uitsluit.
De verklaring van de verdachte dat zijn helm, alsmede het mondkapje dat toen wellicht in de helm zat, al langere tijd geleden door iemand is gestolen uit een openbare schuur bij zijn woning en dat om die reden zijn DNA is aangetroffen, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. Dit is namelijk moeilijk te rijmen met de bevindingen uit het Deskundigenrapport van het TMFI, waaruit volgt dat van de bemonstering van de binnenzijde van de helm een DNA-
hoofdprofiel is opgemaakt dat matcht met de verdachte. De kans dat het DNA van een ander afkomstig is dan van de verdachte is daarbij kleiner dan één op één miljard. De rechtbank stelt voorts vast dat daarnaast slechts sprake is van een gering aantal, zwak aanwezige additionele aangetoonde DNA-kenmerken van de bemonstering van het mondkapje, die niet geschikt zijn voor vergelijkend DNA-onderzoek. Het ligt in de lijn der verwachting dat juíst van de persoon die de helm en het mondkapje recent heeft gedragen sterke DNA-kenmerken worden aangetroffen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de persoon is geweest die de helm en het daarin aangetroffen mondkapje op de dag van de inbraak heeft gedragen en op straat heeft achtergelaten. De rechtbank acht daarmee de diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 subsidiair- Witwassen
De rechtbank leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af. [naam 6] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres 4] te [plaats 3] . Hij verklaarde dat de schoonmaker de woning op 11 januari 2024 om 15.00 uur goed heeft afgesloten. Aangever verklaarde dat hij op 12 januari 2024 omstreeks 18.18 uur thuiskwam van zijn vakantie. Hij zag dat de voordeur openstond, dat in de gang een groot stuk van het houten kozijn lag dat was weggebroken van het kozijn aan de binnenzijde van de deur (ter hoogte van het slot) en dat er in de voordeur, op kniehoogte, een afdruk in de verf zat van – vermoedelijk- een gereedschap. Diverse goederen, waaronder sieraden en doosjes bleken uit de woning te zijn weggenomen.
Door de politie is onder het voertuig dat bij de verdachte in gebruik was een peilbaken geplaatst in verband met onderzoek naar woninginbraken in de regio Leiden. Uit het proces-verbaal bevindingen bakengegevens op pagina 408 van het dossier volgt dat de politie op 11 januari 2024 zag dat het baken bewoog en dat de verdachte naar Leiden reed en daar parkeerde. Agenten zagen dat een man met hetzelfde signalement als de verdachte een fiets pakte en daarmee wegreed. Omstreeks 21:46 uur zag een verbalisant dat de verdachte weer met versnelde pas terugliep richting zijn auto en dat hij in zijn hand een tasje had dat hij eerder niet bij zich had. De verdachte is in zijn auto gestapt en weggereden. Ter hoogte van het Bevrijdingsplein werd de verdachte door de politie gecontroleerd en om een legitimatiebewijs gevraagd. Omdat hij verklaarde dat hij dit niet bij zich had, werd hij gevraagd om zijn auto te openen om te kijken of daar een legitimatiebewijs in lag. Op de bijrijdersstoel van zijn auto zag de verbalisant twee tasjes liggen. Toen de verbalisant het sieradenkistje in de rode tas zag liggen is de verdachte met de andere tas weggerend. Op de vluchtroute van de verdachte lagen allemaal sieraden verspreid op straat. Ook zijn op straat aangetroffen een muts, een t-shirt en een rood breekijzer. De in de auto van de verdachte en op de straat aangetroffen sieraden bleken afkomstig te zijn van de inbraak in de [adres 4] .
De verdachte heeft verklaard dat hij de sieraden en doosjes heeft gevonden tijdens het hardlopen bij het Joppe in de Merenwijk. Hij zag de sieraden en een rood tasje met een kistje liggen in het gras. Hij is vervolgens boodschappen gaan doen en heeft geen tijd gehad om te kijken. Voordat hij daartoe de gelegenheid kreeg, was hij al aangehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij van plan was om de spullen naar het politiebureau te brengen. Bij het wegrennen zijn diverse sieraden uit zijn zak gevallen.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat vast staat dat de verdachte de sieraden voorhanden heeft gehad.
Over de wijze van het voorhanden krijgen van de sieraden bevat het dossier, buiten de verdenking dat hij de inbreker was, uitsluitend de verklaring van verdachte dat hij ze gevonden heeft in een tas tijdens het hardlopen.
De rechtbank is van oordeel dat het in de bosjes aantreffen van een tas met sieraden en doosjes duidt op de aanmerkelijke kans dat deze afkomstig zijn uit enig misdrijf. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Dat verdachte geen weet zou hebben gehad van de inhoud van de tasjes is naar het oordeel van de rechtbank kennelijk leugenachtig. Uit het proces-verbaal analyse inbeslaggenomen telefoon op pagina 295 van het dossier volgt dat de verdachte een video heeft gemaakt van een zakje met sieraden. Op de stills van de video is te zien dat de sieraden in het zakje worden bekeken. Ook uit het feit dat door de politie is geobserveerd dat verdachte met één tasje in zijn auto is gestapt en er twee tasjes in de auto zijn gezien bij de aanvang van de controle, blijkt dat verdachte wel degelijk heeft gekeken in de tas.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
T
en aanzien van Zaak C
Feit 1. – Eenvoud PC
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af. [naam 2] heeft op 3 november 2023 aangifte gedaan van diefstal uit zijn winkel Eenvoud PC aan de [adres 5] te Voorschoten waarbij de etalageruit van de winkel is verbroken. In totaal zijn 19 laptops uit de winkel weggenomen. In de hoek van het raam van de winkel is door de politie een bankhamer aangetroffen die aangever niet eerder heeft gezien. Op de vloer lagen (delen van) stoeptegels die mogelijk waren gebruikt bij de vernieling van de ruit. Van de camerabeelden uit de winkel in de nacht van de inbraak zijn stills toegevoegd aan het dossier.
De verdachte heeft ten aanzien van dit feit aanvankelijk bij de politie verklaard dat hij de hamer heeft uitgeleend. De verdachte weet op dat moment niet aan wie. De verdachte verklaarde vervolgens dat er vaak spullen van hem worden meegenomen uit zijn openbare schuur. De verdachte heeft daarbij verklaard dat hij wel eens in het bezit is geweest van een hamer – ten tijde van het verhoor- was dat vijf à zes maanden geleden. Hij ontkent verder betrokkenheid bij de inbraak. De raadsman heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat op de stills van de camerabeelden van de winkel te zien is dat de dader handschoenen draagt, waardoor dit DNA-spoor niet zonder meer een daderspoor is en de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken.
Er is onderzoek ingesteld naar deze bedrijfsinbraak. De door de dader(s) achtergelaten hamer en stoeptegel zijn door de politie veiliggesteld. Daarop zijn biologische sporen aangetroffen die zijn gewaarmerkt, veiliggesteld en verzegeld voor DNA-onderzoek. Uit DNA-onderzoek bleek dat het uit de bemonstering afgeleide DNA-profiel op de steel van de hamer overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte. Het daaruit afgeleide DNA-hoofdprofiel was een DNA-hit met dat van [de verdachte] . Er is sprake van een matchkans die kleiner is dan één op één miljard.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier vast dat de aangetroffen bankhamer door de dader is gebruikt bij de ten laste gelegde inbraak. Eveneens staat vast dat het op de steel van de hamer aangetroffen DNA-materiaal een match oplevert met het DNA-materiaal van de verdachte. Aan deze DNA-match (DNA-
hoofdprofiel) ontleent de rechtbank een zeer sterke aanwijzing dat de verdachte (een van de) dader(s) is van de ten laste gelegde inbraak. De rechtbank zet voornoemde sterke aanwijzing af tegen het alternatieve scenario dat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Het scenario van de verdachte houdt in dat de hamer mogelijk door hem is uitgeleend ofwel uit zijn schuur is weggenomen, met de conclusie dat hij niet weet hoe dit voorwerp op de plaats delict is beland. Verdachte geeft geen enkel aanknopingspunt aan wie hij de bankhamer zou hebben uitgeleend dan wel wanneer de bankhamer van hem zou zijn gestolen. De rechtbank acht deze alternatieve scenario’s niet aannemelijk. Daarbij komt dat op grond van het signalement van de dader dat op de camerabeelden is te zien, de verdachte zeker niet als dader kan worden uitgesloten. Het ten laste gelegde zal door de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
Handschoenen
Voor zover op de camerabeelden te zien is dat de dader handschoenen droeg toen hij zich op de plaats delict (op de trap in de winkel) bevond, leidt dat niet tot een ander oordeel: het dragen van handschoenen sluit niet uit dat de dader zijn DNA-materiaal op een eerder moment op die avond op de hamer heeft achtergelaten. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt daarom op alle onderdelen verworpen.
Feit 2 – 1e Hollandiastraat (poging)
De rechtbank leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af. [naam 3] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning aan de 1e Hollandiastraat te Bolsward. Op 16 december 2023 tussen 18.20 uur en 18.30 uur liep hij naar huis. Toen hij de voordeur wilde openen hoorde hij iemand in zijn woning praten. Hij liep naar boven en zag iemand uit zijn slaapkamer komen. Op de overloop ontstond tussen hen een handgemeen, waarbij de dader hem sloeg met een rood breekijzer. Het breekijzer liet de dader achter in de slaapkamer. De dader kon ontkomen en verliet via de trap de woning. Aangever beschrijft de dader als een man met een lengte van 1.80 meter, met zwart kort haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk. De aangever heeft verklaard dat hij de muts van het hoofd van de dader heeft getrokken. De muts is in de woning van aangever achtergebleven. Het op de binnenzijde van de muts aangetroffen DNA-profiel is onderzocht en komt overeen met het opgeslagen DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA van een ander afkomstig is dan van de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft betrokkenheid bij dit feit bij de politie ontkend. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet waarom zijn DNA op de muts is aangetroffen. Hij verklaart dat hij misschien een muts heeft uitgeleend of eens in zijn handen heeft gehad.
Conclusie van de rechtbank
Anders dan de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match met de op de plaats delict aangetroffen muts in samenhang beschouwd met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, redengevend is voor het bewijs van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Dat de verdachte mogelijk een muts heeft uitgeleend of eens in zijn handen heeft gehad is naar het oordeel van de rechtbank geen concrete en aannemelijke verklaring. Daarbij komt dat de verdachte qua uiterlijk past in het gegeven signalement van een man van 1.80 meter met een Noord-Afrikaans uiterlijk.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de muts een verplaatsbaar object betreft en dat het daarom niet zonder meer een daderspoor is, verwerpt de rechtbank dit verweer. Hoewel een muts op zich een verplaatsbaar object kan zijn, stelt de rechtbank vast dat de muts in onderhavige zaak bij de poging tot woninginbraak is gebruikt en dus delict gerelateerd is, aangezien aangever de muts direct na de poging tot inbraak van het hoofd van de dader heeft getrokken. Het is hiermee ook evident dat de muts aan de dader kan worden gelinkt en dat het op de muts aangetroffen DNA-spoor een daderspoor is.
Op grond van een en ander concludeert de rechtbank dan ook dat de verdachte de dader is van de inbraak. De rechtbank acht daarmee de poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak (geweldsaspect)
Aan de verdachte is -kort samengevat- een poging tot diefstal met geweld ten laste gelegd. De rechtbank overweegt ten aanzien van het geweldsaspect dat de aangifte op dit punt niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte dient dan ook van dit geweldsaspect te worden vrijgesproken.
4.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Zaak A
1
hij op november 2023 te Oegstgeest, in een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
meerdere laptops en een camera en een portemonnee, die geheel aan [naam 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
hij op 11 januari 2024, te Leiden meerdere sieraden en een sieradenkistje, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Zaak C
1
hij op 3 november 2023 te Voorschoten meerdere laptops, die geheel aan EenvoudPC toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
hij op 16 december 2023 te Bolsward, gemeente Súdwest-Fryslân in een woning, gelegen aan de 1e Hollandiastraat, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen in elk geval enig goed, dat aan [naam 3] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 25 december 2023 te Voorschoten, in een woning gelegen aan [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas en meerdere horloges en sieraden die geheel aan [naam 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij in de periode van 28 december 2023 tot en met 10 januari 2024 te Leiden, in een woning, te weten de [adres 9] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptoptas en een camera(lens) en meerdere horloges en sieraden, die geheel aan [naam 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich subsidiair (gelet op de bepleite vrijspraak) op het standpunt gesteld dat bij een veroordeling een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd conform het advies in het reclasseringsrapport van 4 april 2024.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een zeer kort tijdbestek van drie maanden schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak, drie woninginbraken, een poging tot woninginbraak en het witwassen van sieraden. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten die de eigenaren veel overlast en schade berokkenen. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het veiligheidsgevoel van de bewoners en de maatschappij in het algemeen. Hetgeen ook blijkt uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van benadeelde [naam 5] . De verdachte is bij één woninginbraak en een poging daartoe overlopen door de bewoners, waardoor een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de (buurt)bewoners. De eigen woning is bij uitstek de plek waar men zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Dat de verdachte deze inbraken midden op de dag heeft gepleegd duidt erop dat de verdachte totaal geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers, maar enkel heeft gehandeld uit eigen financieel belang. De rechtbank rekent hem dit dan ook zwaar aan. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het witwassen van sieraden. Door zijn handelen heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het criminele circuit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, in het bijzonder bedrijfs- en woninginbraken. De verdachte heeft in 2022 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, waarvoor hij deels voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd terwijl hij nog in de proeftijd van die eerdere veroordeling liep. De lopende proeftijd heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich weer aan ernstige feiten schuldig te maken.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 4 april 2024, waaruit volgt dat de reclassering adviseert om bij een veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Tijdens de terechtzitting op 15 juli 2024 heeft de deskundige van de reclassering verklaard dat dit advies is opgesteld naar aanleiding van de twee feiten onder zaak A. Van de vier feiten onder zaak C was zij niet op de hoogte. De verdachte ontkent de feiten en ziet geen reden voor enige vorm van hulpverlening. De reclassering adviseert bij veroordeling oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden bij de nodige gedragsverandering.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte laat zich niet afschrikken door eerder opgelegde straffen en blijft doorgaan op het criminele pad. De rechtbank komt uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Dit komt mede omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van die straf aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak. Daaruit volgt dat bij veelvuldige recidive voor een woninginbraak als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden geldt en voor inbraak in een bedrijfspand vier maanden. De verdachte wordt veroordeeld voor een bedrijfsinbraak, witwassen, drie woninginbraken en een poging daartoe.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

Zaak A feit 2
Aangever [naam 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 975,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 975,- aan materiële schade, bestaande uit de herstelkosten van de voordeur en het kozijn. Ter onderbouwing van de schade is een offerte bijgevoegd van een Timmer & Onderhoudsbedrijf.
Zaak C feit 1
Het bedrijf Eenvoud PC heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.000, -, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.000, - materiële schade, bestaande uit herstelkosten van de voordeur en de weggenomen laptops. Het gevorderde bedrag is niet gespecificeerd en de vordering is niet onderbouwd met facturen of offertes. In het verzoek tot schadevergoeding wordt verwezen naar het politierapport.
Zaak C feit 3
Aangeefster [naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.243, - te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade in verband met de weggenomen sieraden. De totale materiële schade van benadeelde bedroeg € 8.243, -. Door de verzekeraar is reeds een bedrag van € 6.000, - vergoed. Benadeelde vordert de niet-vergoede schade en heeft stukken van de verzekeraar bij de vordering gevoegd.
Zaak C feit 4
Aangever [naam 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 2950,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 450,- materiële schade bestaande uit;
- kosten noodreparatie raam (eigen risico): € 250,-
- gestolen goederen (eigen risico): € 100,-
- extra stookkosten woning: € 100,-
De totale materiële schade van benadeelde bedraagt € 2.017,30. Door de verzekeraar is een bedrag van € 1.5767,30 vergoed. Benadeelde vordert de niet-vergoede schade en heeft stukken van onder meer de verzekeraar en het aannemersbedrijf bij de vordering gevoegd.
De benadeelde vordert daarnaast een bedrag van € 2.500, - aan immateriële schade. De benadeelde heeft ter onderbouwing van de immateriële schade gesteld dat hij slaapproblemen heeft en zich onveilig voelt in zijn eigen woning vanwege angst voor een nieuwe inbraak.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Zaak A feit 2
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 6] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Zaak C feit 1
De officier van justitie heeft verzocht dat de benadeelde partij Eenvoud PC niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, omdat de vordering niet is onderbouwd met stukken.
Zaak C feit 3
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 4] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Zaak C feit 4
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 5] toe te wijzen tot een bedrag van € 450,- bestaande uit materiële schade, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De immateriële schadevergoeding acht hij niet genoegzaam onderbouwd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A feit 2
De verdachte is vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit, waarop de vordering betrekking heeft. De verdachte heeft het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde witwassen begaan, op de wijze als hiervoor omschreven. Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door dit bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen. Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Zaak C feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten in de vordering thans onvoldoende onderbouwd zijn. De vordering is niet voorzien van een offerte of factuur. De enkele verwijzing naar het politiedossier is gelet op de gevorderde schade onvoldoende. Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Zaak C feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het in deze zaak bewezenverklaarde feit. Bij de diefstal zijn diverse sieraden van de benadeelde partij ontvreemd. In het politiedossier is een lijst opgenomen met foto’s en een beschrijving (van de waarde) per sieraad. Van sommige sieraden (zoals erfstukken) is de waarde niet vermeld. Uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat de verzekeraar de totale schade van € 8.243,- tot een bedrag van maximaal € 6000,- (heeft) vergoed. Nu de verdachte de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het resterende bedrag van € 2.243, - niet (gemotiveerd) heeft betwist en die de rechtbank ook redelijk voorkomt, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid daarvan. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.243, -, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 25 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] .
Zaak C feit 4
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het in deze zaak bewezenverklaarde feit. Bij de inbraak is het keukenraam door de dader vernield en uit de woning zijn diverse goederen van de benadeelde partij ontvreemd. Uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat de verzekeraar de totale materiële schade van € 2.017,30 tot een bedrag van maximaal € 1.567,30 (heeft) vergoed. De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op het eigen risico in verband met de noodreparatie aan het raam en de weggenomen goederen tot een bedrag van € 350,- toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, voor zover de vordering betrekking heeft op de extra stookkosten in de woning. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat alleen recht bestaat op de vergoeding van immateriële schade dan wel smartengeld in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 BW worden gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade c.q. smartengeld kan worden toegekend. Voor zover hier van belang is dat aan de orde indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan ingevolge artikel 6:106 lid 1 sub b BW, slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend, indien de benadeelde
op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In beginsel zal degene die zich hierop beroept, de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Hoewel invoelbaar is dat de inbraak een gevoel van psychisch onbehagen teweeg heeft gebracht bij de benadeelde partij, is deze enkele omstandigheid zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onvoldoende.
Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 350, -, ten behoeve van [naam 5] .

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1.
De vordering van de officier van justitie
Onder de verdachte is inbeslaggenomen € 150,30 (PL1500-2024011667 goednummer: 307591). De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag op het standpunt gesteld dat dit bedrag dient te worden teruggegeven, omdat dit niet in verband kan worden gebracht met strafbare feiten.
9.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 150,30. Het geld is op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen. De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat ten aanzien van dit geldbedrag niet is komen vast te staan dat dit een ander toebehoort of uit misdrijf is vervaardigd. Omdat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert dient teruggave te volgen aan de verdachte.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 24 januari 2024 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling (99-000758-57) herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden algemene voorwaarde omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten, hetgeen zou moeten leiden tot een afwijzing van de vordering.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd (te weten 5 juli 2024) van de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, zoals blijkt uit de bewezenverklaring in dit vonnis. De veroordeelde heeft daarmee de algemene voorwaarde niet nageleefd die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 43a, 45, 57, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de verdachte in zaak B met parketnummer 09/277091-23
niet-ontvankelijkin zijn verzet
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de in zaak A feit 1, feit 2 subsidiair, zaak C feit 1, 2,3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Zaak A
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2, subsidiair:
witwassen;
Zaak C
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal;
ten aanzien van feit 3:
diefstal;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
[naam 6]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Eenvoud PC
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[naam 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 4] toe tot een bedrag van
€ 2.243,-en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen aan [naam 4] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
2.243,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
32 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat.
[naam 5]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 350,-en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, te betalen aan [naam 5] ;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
350, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
7 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat.
beslag;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 genoemd voorwerp,:
- 150,30 EURO;
vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten
324 (driehonderdvierentwintig) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. drs. H.M Braam, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2024 .
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Zaak A (09/012500-24)
1
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Oegstgeest, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere laptops en/of horloges en/of een camera en/of een portemonnee,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2
hij op of omstreeks 11 januari 2024 te Leiden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere sieraden en/of een sieradenkistje, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2024, te Leiden (van) een of meerdere sieraden en/of een sieradenkistje, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf
Zaak B (09/277091-23)
Hij op of omstreeks 3 augustus 2023 te Leiden [naam 7] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,
en/of
- brandstichting, door die Alwan dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek jullie tent
in de brand! Ik zal explosieven naar jullie tent gooien!", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak C (09/182708-24)
1
hij op of omstreeks 3 november 2023 te Voorschoten een of meerdere laptops, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan EenvoudPC, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 16 december 2023 te Bolsward, gemeente Súdwest-Fryslân in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de 1e Hollandiastraat, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft verdachte die [naam 3] geduwd en/of (met een breekijzer) geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 25 december 2023 te Voorschoten, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 6] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas en/of een of meerdere horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2023 tot en met 10 januari 2024 te
Leiden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
[adres 9] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptoptas en/of een camera(lens) en/of een of meerdere horloges en sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024012031, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 590).
Zaak A.1 (09/012500-24)
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 21 november 2023, voor zover inhoudende (p. 106-108):
Omschrijving aangifte
Feit : Gekwalificeerde diefstal in/uit woning
Plaats delict : [adres 2] , Oegstgeest
Pleegdatum/tijd : Tussen 20 november 2023 om 14:30 uur en
20 november 2023 om 18:54 uur
Op 20 november 2023, omstreeks 18.20 uur kwam ik thuis bij mijn woning. Op het moment dat ik naar de voordeur liep, zag ik een man op mij af komen rennen. Ik zag dat de man in beide handen tassen vast had. Ik zag dat mijn voordeur open stond. Ik realiseerde mij dat deze man uit mijn woning, uit mijn voordeur gelopen kwam. De man rende van de oprijlaan af. Ik rende achter hem aan. De man liet de tassen vallen. De man kwam weer terugrennen. Hij bleek zijn scooter te hebben geparkeerd voor de [adres 3] . Omstanders probeerden de man tegen te houden. Bij het trekken en duwen viel de helm. Hij stapte op de scooter en reed weg. Er bleef een helm en zaklamp op straat liggen. Alles is opgepakt en meegenomen naar mijn woning.
Ik kan de man als volgt beschrijven:
- jonge man
- ongeveer 20 jaar oud
- 1.80 a 1.85 meter
- stevig/sterk postuur
- mondkapje
Ik zag dat er een raam ingegooid was op de eerste verdieping van mijn woning. Op en naast het bed lag een dakpan. In de 2 tassen die de man had achtergelaten, zag ik samen met de politie verschillende laptops, een camera en een portemonnee. Deze herkende ik allemaal als zijnde mijn eigendom.
2. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Oegstgeest), opgemaakt op 28 november 2023, voor zover inhoudende (p. 147-149):
Op 21 november 2023 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal uit een woning voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] te Oegstgeest.
Ik zag dat in de helm van de dader een zaklamp, een zwarte sok en een zwart medisch mondkapje zat. Ik heb de helm en het mondkapje bemonsterd op de eventuele aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal en veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Ik heb de bemonstering van de binnenzijde van de helm gewaarmerkt met SIN AAOK5773NL. De bemonstering van de buiten- en binnenzijde van het mondkapje uit de helm heb ik gewaarmerkt met SIN AAOK5774NL.
3. Een geschrift, inhoudende het deskundigenverslag, op 4 december 2023 opgemaakt en ondertekend door drs. B.J. Blankers, deskundige op het gebied van forensisch DNA, voor zover inhoudende (p. 153-157):
Tabel 2 Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Binnenzijde helm
AAOK5773NL
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Buiten- en
binnenzijde
mondkapje uit
helm
AAOK5774NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[de verdachte]
Zaak A.2 (09/012500-24)
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 35-37):
Op 11 januari 2024 omstreeks 21:45 uur hoorde ik, verbalisant, dat ze een voertuig wilden laten controleren die in verband wordt gebracht met meerdere woninginbraken. Het voertuig betrof ene Volvo V40, grijs met kenteken [kenteken] . Ik zag dat uit het voertuig een manspersoons stapte. Ik herkende de man als [de verdachte] . Ik zag dat hij wegrende. Op de Montgomerystraat zag ik aan de rechterkant van het pad achter de struiken [de verdachte] op zijn hurken zitten.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 januari 2024, voor zover inhoudende (incl. fotobijlage) (p. 41-63):
Op donderdag 11 januari 2024 omstreeks 21:55 uur zag ik dat er in de Montgomerystraat in Leiden sieraden verspreid lagen. Ik heb alle sieraden die op straat lagen opgepakt met blauw latex handschoenen. Ik heb al deze goederen in beslag genomen en hier in de registratie kennisgevingen van inbeslagname gemaakt. Ik heb van de goederen die ik op straat heb aangetroffen een fotobijlage gemaakt, die zal worden toegevoegd aan dit proces-verbaal.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 64-77):
Wij waren belast met het doorzoeken van de inbeslaggenomen Volvo V40 met kenteken [kenteken] . De reden van de doorzoeking van de auto, was het aantreffen van de tas met de vermoedelijk gestolen goederen, op de bijrijderstoel dat tijdens de staandehouding van [de verdachte] 26/07/1998 in de auto was aangetroffen.
Op de bijrijdersstoel trof ik een rode Dirk tas aan en daarin zag ik dat er veel verschillende sieraden in zaten.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 januari 204, voor zover inhoudende (p. 249-250):
Op woensdag 17 januari 2024, was ik belast met het onderzoek naar de herkomst van de aangetroffen sierraden, die in het voertuig van de verdachte lagen alsmede de sierraden die tijdens de vlucht waren weggegooid. Omdat verdachte [de verdachte] was aangehouden met sierraden in zijn bezit, was het vermoeden dat er ergens ingebroken moest zijn. Hierop werd ik op 12 januari 2024, door collega [naam 8] geattendeerd op de inbraak op de [adres 10] te Leiden.
Omdat ik de aangifte gelezen had en een aantal sierraden van die foto's herkende, heb ik de aangever en zijn vrouw uitgenodigd op het politiebureau. Ik had samen met mijn collega [naam 9], de sierraden die in dit proces waren aangetroffen, op een tafel neergelegd. Ik heb de aangever en zijn vrouw de vraag gesteld, welke sierraden van hen waren en deze aan te wijzen. Ik zag dat de vrouw van de aangever alle sierraden aanwees en vertelde dat deze van haar waren. Tijdens dat ze deze sierraden aanwees, vertelde ze ook gelijk waar of van wie ze deze gehad had of welk verhaal hieraan vast zat. Ik heb na deze afspraak de goederenlijst naast de gevonden sierraden gelegd en gekeken of deze overeen kwamen. Zie voor de goederenlijst, de bijgevoegde bijlage in de aangifte. Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Goederen die met de volgende nummers waren aangegeven, komen overeen:
- 4,5,6,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20,21,23,25,26,27,28,30 (1/2/3), 35,37,38,39.
Van de meeste sierraden waren foto's bijgevoegd. Van negen van deze goederen herken ik het aan de omschrijving die gegeven was.
Goederen die met de volgende nummers waren aangegeven, zijn niet teruggevonden:
- 30 (4), 32, 33, 34, 36.
Goederen die met de volgende nummers waren aangegeven, kan ik niets over zeggen. Dit omdat er geen foto van is, de omschrijving te algemeen of de foto te onduidelijk:
- 1,2,3,7,8,22,24,29,31
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 12 januari 2024, p. (18-26):
A: Ik had al iets in mijn zak.
Gevonden sieraden in mijn jaszak.
V: Wanneer stopte jij die erin dan?
A: Ze zaten in een tas en deels in mijn jaszak. Ik heb niets te verbergen. Anders had
ik ook de rode tas meegenomen.
V: Wat is er gebeurd tijdens dit wegrennen?
A: Weg gerend gewoon.
V: Wat deed je met die sieraden?
A: Die vielen eruit.
Zaak C.1 (09/182708-24)
9. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 3 november 2023, voor zover inhoudende (p. 410-430):
Ik ben [naam 2] . Ik ben sinds 2006 eigenaar van EenvoudPC. EenvoudPC is gevestigd op de [adres 7] te Voorschoten. In de nacht van vrijdag 3 november 2023 werd ik gebeld door de politie en de buurvrouw, dat er was ingebroken in mijn winkel.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 431-434):
Later kreeg ik van Sprokkreeff een extra mail waarin negentien serienummers staan van de laptops die vanuit zijn winkel zijn gestolen.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 november 2023, voor zover inhoudende (p. 457-460):
Op 3 november 2023 omstreeks 2:56 uur kwam een melding binnen bij de politie dat er op de Treubstraat 17 te Leiden ruiten van een computerwinkel zouden zijn ingegooid en dat er ook laptops zouden zijn weggenomen. Toen ik bij de winkel aankwam en de aangever sprak, zag ik dat in de hoek van het raam een bankhamer stond. Ik hoorde hem zeggen dat deze bankhamer niet van hem was en dat dit mogelijk door de daders was gebruikt. Op de vloer zag ik twee stoeptegels die vermoedelijk gebruikt waren bij het vernielen van de ruit en het wegnemen van de goederen.
Ik heb op 3 november 2023 de navolgende DNA-sporendragers veiliggesteld:
Goednummer : PL1500-2023344920-3042083
Categorie omschrijving : Gereedschap
Object : Handgereedschap (Hamer)
Bijzonderheden : Bankhamer met bruine steel en zwarte kop
12. Het proces-verbaal vooronderzoek lab, opgemaakt op 2 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 461-463):
Sporendragers
Goednummer : PL1500-2023344920-3042083
SIN : AAQW7779NL
Object : Handgereedschap (Hamer)
Bijzonderheden : Bankhamer met bruine steel en zwarte kop
Veiliggestelde sporen
SIN : AARD6216NL
Relatie met SIN : AAQW7779NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Plaats veiligstellen : Steel van bankhamer
13. Een geschrift, inhoudende het deskundigenverslag, op 17 januari 2024 opgemaakt en ondertekend door drs. B.J. Blankers, deskundige op het gebied van forensisch DNA, voor zover inhoudende (p. 464-466):
Tabel 2 Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Steel van
bankhamer
AARD6216NL
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
14. De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden van de inbraak bij EenvoudPC.
De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat de man op de camerabeelden een fors postuur heeft dat overeenkomt met het postuur van de verdachte.
Zaak C.2 (09/182708-24)
15. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 16 december 2023, voor zover inhoudende (p. 470):
Ik doe aangifte van poging diefstal uit mijn woning aan de [adres 8] te Bolsward. Op 16 december 2023 tussen 18.20 en 18.30 uur liep ik terug naar huis. Toen ik de voordeur wilde openen hoorde ik iemand praten in mijn woning. Ik dacht dat het Arabisch was. Ik liep de trap op richting het geluid. Toen ik boven was zag ik een persoon uit de slaapkamer komen. Op de overloop ontstond een handgemeen. De persoon kon om mij heen komen en verliet via de trap en de voordeur mijn woning. Ik zag dat de man het volgende signalement had: 1.80 meter, zwart normaal kort haar, Noord-Afrikaans uiterlijk, zwarte jas, zwarte broek.
Hij droeg eerst een zwarte muts. Tijdens het handgemeen is hij de muts verloren. Later vond ik deze muts in de woning. Ik vond een rood breekijzer in mijn slaapkamer. Dat breekijzer had hij eerder in zijn handen. Ik zag dat de schutting achter mijn woning scheef stond. Op de voordeur zag ik een moet. Een spoor van een breekijzer.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 474-476):
Op 17 december 2023 kwam ik naar aanleiding van een poging tot gekwalificeerde diefstal uit een woning voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 8] te Bolsward. Uit de aanvraag forensisch onderzoek bleek dat de aangever de dader zou hebben overlopen. Door de dader zou een muts in de woning zijn achtergelaten. [naam 3] verklaarde dat hij de muts van de dader had afgetrokken.
SIN : AARH8749NL
Object : Hoofddeksel (Muts)
Kleur : Zwart
17. Het proces-verbaal vooronderzoek lab, opgemaakt op 19 december 2023, voor zover inhoudende (p. 477-478):
Veiliggesteld spoor
SIN : AARH8430NL
Relatie met SIN : AARH8749NL
Spooromschrijving : Epitheel
Plaats veiligstellen : Ca. 3cm rand onderzijde, binnenzijde muts
18. Een geschrift, inhoudende het deskundigenverslag, op 1 februari 2024 opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding, deskundige op het gebied van forensisch DNA, voor zover inhoudende (p. 488-493):
Tabel 2 Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van
celmateriaal
Onderzijde,
binnenzijde muts
AARH8430NL
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Zaak C.3 (09/182708-24)
19. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 27 december 2024, voor zover inhoudende (p. 494-505):
Omschrijving aangifte
Feit: Gekwalificeerde diefstal in/uit woning
Plaats delict: [adres 6] , [postcode 2] Voorschoten
Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 25 december 2023 om 14:30 uur en maandag
25 december 2023 om 21:30 uur
Op maandag 25 december 2023 omstreeks 21.30 uur kwam ik thuis. Op de bovenverdieping zag ik dat het linker raam van de dakkapel openstond. Er lag een daktegel binnen op de grond vlak voor het raam. Ik zag dat de volgende goederen waren weggenomen: sieraden, horloges, Samsonite tas.
20. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 6] Voorschoten), opgemaakt op 10 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 541-544):
Op dinsdag 26 december 2024 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal uit woning voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 6] , Voorschoten. Voorafgaand aan het door mij ingestelde onderzoek hoorde ik van de brigadier van de politie dat op 25 december 2023 was ingebroken in de woning aan [adres 6] en dat de dader vermoedelijk via een ladder aan de achterzijde van de woning op de eerste verdieping geklommen was. Er was een uitzetraam geopend en er was geen braakschade waargenomen. Het is mogelijk dat de dader tijdens het betreden van de ruit het kozijn aangeraakt heeft en hierbij humaan biologische sporen heeft achtergelaten.
Ik verbalisant, heb daarom het kozijn aan de binnenzijde bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan biologische sporen ten behoeve van DNA-onderzoek. Deze bemonstering heb ik voorzien van SIN AAQW6889NL.
21. Een geschrift, inhoudende het deskundigenverslag, op 30 januari 2024 opgemaakt en ondertekend door drs. B.J. Blankers, deskundige op het gebied van forensisch DNA, voor zover inhoudende (p. 545-548):
Tabel 2 Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Binnenzijde
inklimraam
AAQW6889NL
Onvolledig DNA-profiel van minimaal één man.*
[de verdachte]
Zie '6. Berekening van
de bewijswaarde'

6.Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [de verdachte] RABK7121NL in de bemonstering ‘binnenzijde inklimraam AAQW6889NL’ is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [de verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van één onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Extreem veel waarschijnlijker >1.000.000
Zaak C.4 (09/182708-24)
22. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 10 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 549-553):
Omschrijving aangifte
Feit : gekwalificeerde diefstal in/uit woning
Plaats delict : [adres 9] , [postcode 3] Leiden
Pleegdatum/tijd : Tussen zaterdag 6 januari 2024 om 11:45 uur en woensdag
10 januari 2024 om 12:39 uur
Ik was samen met mijn partner vanaf 28 december 2023 tot en met 10 januari 2024 op vakantie in Kroatië.
Op 10 januari 2024 kwam ik thuis. Ik zag dat het glas van ons keukenraam kapot was. Ik ben naar boven gelopen. Ik zag dat er allemaal spullen op ons bed lagen die daar eerst niet lagen. Ik heb samen met mijn partner gekeken naar de spullen die wij missen:
- een horloge van het merk Golana;
- een horloge van het merk Gooix;
- een laptoptas;
- een gouden ketting met een hangertje, in het hangertje staat de letter M.
23. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 17 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 554-557):
Op 11 januari 2024 zag ik dat er nog een aantal goederen waren weggenomen:
- spiegelreflex camera, A69, van het merk Sony;
- cameralens FE 28-70mm van het merk Sony;
Ik doe hier opnieuw aangifte voor de verzekering.
24. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, opgemaakt op 12 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 562-565):
Op 10 januari 2024 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal uit woning voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 9] te Leiden. Ik had in de aanvraag forensisch onderzoek gelezen dat de ruit van het raam in de keuken kapot was.
Hoe gepleegd
Aan de rechter zijkant van de woning het dubbele glas van een draairaam verbroken en vervolgens via handreiking het raam geopend (groter dan vuistdik gat in dubbele
beglazing aangetroffen); Verbroken glas was afgeplakt met tape.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Sporendragers
SIN : AAPW7149NL
Object : Plakband
Merk/type : Duct Tape
Bijzonderheden : Tape op verbroken dubbele beglazing/16:18/10.01.2024/hglll42
25. Het proces-verbaal vooronderzoek lab, opgemaakt op 26 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 566-569):
Onderzoek tape met SIN AAPW7149NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Omschrijving
Meerdere stukken donkerkleurige tape, in meerdere lagen over elkaar geplakt op een sterk beschadigd stuk transparant glas.
Ik verbalisant heb de stukken tape op het glas visueel onderzocht. De mogelijke dacyloscopische sporen waargenomen op de rugzijden van de stukken tape, zijn door mij bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Daarna heb ik alle stukken tape losgehaald. De bemonsteringen zijn, zonder onderzoek naar de aard van het mogelijke biologische celmateriaal, veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Ik heb de sporen gewaarmerkt met SIN AARD6434NL, SIN AARD6436NL en SIN AARD6437NL, verpakt en verzegeld.
Veiliggestelde sporen
SIN : AARD6434NL
Plaats veiligstellen: Rugzijden van stukken tape, voor en na uit elkaar halen
SIN : AARD6436NL
Plaats veiligstellen: Vier uiteinden van drie stukken tape
SIN : AARD6437NL
Plaats veiligstellen Vier uiteinden van drie stukken tape
26. Een geschrift, inhoudende het deskundigenverslag, op 9 april 2024 opgemaakt en ondertekend door dr. M. Moorlag, deskundige op het gebied van forensisch DNA, voor zover inhoudende (p. 573-578):
Bemonstering AARD6436NL bestond uit verschillende stukjes. Vanwege de hoeveelheid materiaal werd deze bemonstering opgesplitst in twee afzonderlijke bemonsteringen (#01 en #02).
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Rugzijden van stukken
tape, voor en na uit
elkaar halen
AARD6434NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren,
van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan
de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één
miljard.
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Vier uiteinden van drie
stukken tape
AARD6436NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren,
van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan
de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één
miljard..
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Vier uiteinden van drie
stukken tape
AARD6437NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren,
van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan
de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één
miljard.
[de verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)