8.3.Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [naam 2]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘aanschaf nieuwe identiteitskaart’, is namens de verdachte betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze post namens de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Daar doet niet aan af dat de identiteitskaart niet bij de medeverdachten is aangetroffen. Daar kunnen immers diverse redenen voor zijn. De identiteitskaart kan door de medeverdachten zijn weggegooid of bij de aanhouding door de politie over het hoofd zijn gezien. . Ten aanzien van de post ‘restwaarde van de weggenomen portemonnee’, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek), omdat de omvang van de geleden (materiële) schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat de dagwaarde van de portemonnee ten tijde van het voorval € 0,00 was, vanwege het afschrijvingspercentage van 25% per jaar. Omdat de portemonnee echter nog in gebruik was, functioneerde en in goede staat verkeerde had deze nog enige waarde. Namens de benadeelde partij is deze waarde geschat op € 35,00. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag lager moet worden ingeschat, gelet op het feit dat de portemonnee 8 jaar oud is in combinatie met het afschrijvingspercentage. De rechtbank stelt de schade vast op € 15,00,
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 650,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 740,80, bestaande uit € 90,80 aan materiële schade en € 650,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 januari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 740,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 januari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 2] .
De vordering van [naam 1]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 98,71, bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 januari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 98,71, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 januari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] .