Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Jemenitische nationaliteit, op 24 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser is op 7 december 2023 toegelaten tot de nationale procedure. Op 26 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 10 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
In dit geval is de ingebrekestelling van 26 maart 2024 prematuur ingediend, aangezien de beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag op 7 juni 2024 eindigt. De rechtbank merkt op dat de minister met de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 de beslistermijn voor asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden heeft verlengd. Hierdoor is de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet geëindigd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.