ECLI:NL:RBDHA:2024:11721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
09/157736-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van een overval op Karwei wegens onvoldoende bewijs

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een overval op de Karwei in Den Haag. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 juli 2024, waar de officier van justitie, mr. H. Mol, de bewezenverklaring van de tenlastelegging vorderde. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het voorbereiden van een overval in vereniging, waarbij gebruik zou worden gemaakt van PostNL-kleding om zich als bezorgers voor te doen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. T. Kocabas, pleitte voor vrijspraak en betwistte de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van een getuige, [naam].

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Hoewel er kledingstukken van PostNL in de auto van de verdachte waren aangetroffen, was er geen sluitend bewijs dat deze kleding bestemd was voor het plegen van de overval. De verklaringen van de getuige, [naam], werden als betrouwbaar beschouwd, maar er ontbraken aanvullende bewijsmiddelen die de beschuldigingen konden ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastelegging en sprak hem vrij. Tevens werd besloten dat het in beslag genomen telefoontoestel aan de verdachte zou worden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/157736-24
Datum uitspraak: 29 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. T. Kocabas naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 juli 2024 - ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 1 april 2024 tot en met 10 mei 2024 te 's-Gravenhage, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld
in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing in vereniging
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen en/of vervoermiddelen, te weten
- een auto (geschikt om zich naar de plaats delict te vervoeren en/of om de buit te
vervoeren en om te vluchten) en
- één of meer kledingstukken van Post NL (geschikt om zich voor te doen als
medewerkers van Post NL om zo de winkel / het plaats delict te kunnen betreden),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Uit de verklaringen van de aangever blijkt dat de verdachte hem heeft verteld dat hij van plan was om samen met een ander de Karwei in Den Haag, te overvallen. Daarbij zouden zij als PostNL bezorgers in PostNL uniformen het pand proberen binnen te komen. In de auto van de verdachte zijn PostNL kledingstukken aangetroffen.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden gevorderd, waarvan de helft voorwaardelijk onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de reclassering, met een proeftijd van twee jaren.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het ten laste gelegde ontkent en dat de door zijn neef, [naam] (verder [naam] ), afgelegde belastende verklaringen onbetrouwbaar zijn. Zij kunnen daarom niet dienen als bewijs. Voor de op 10 mei 2024 in de auto van de verdachte aangetroffen PostNL kleding heeft de verdachte een verklaring gegeven. De verdachte heeft enkele maanden geleden, via Indeed, gesolliciteerd bij een onderaannemer van PostNL in Wateringse Veld. Deze onderaannemer heeft PostNL kleding bij de verdachte bezorgd, waarop de verdachte die kleding in zijn auto heeft gelegd. Toen de verdachte vernam dat hij de baan niet kreeg, heeft de verdachte de kleding niet aan de onderaannemer teruggestuurd, maar in zijn auto laten liggen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat hij een vrijwillige terugtred ziet in het beschreven FaceTime-gesprek van 10 mei 2024, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[naam] heeft op 10 mei 2024 bij de politie gemeld dat de verdachte hem heeft verteld dat de verdachte van plan was om, samen met een vriend met de bijnaam [bijnaam] , de Karwei, waar aangever werkt, op 11 mei 2024 om 8.00 uur te overvallen. Naar aanleiding van deze informatie is de verdachte aangehouden in een zonnestudio. Bij de doorzoeking van de auto waarmee de verdachte naar de zonnestudio was gereden, is op de achterbank een plastic tas aangetroffen van het merk Hoogvliet met daarin een jas, een vest/trui, twee polo’s en een broek met het logo en de kleuren van PostNL. Op 11 mei 2024 is [naam] door de politie als getuige gehoord en heeft hij verklaard dat verdachte aan hem had gevraagd om voor hem te kijken waar het geld lag en hoeveel het was. Ook heeft hij verklaard dat de verdachte op 10 mei 2024 om 15.02 uur in een FaceTime-gesprek tegen hem heeft gezegd dat hij toch geen overval ging plegen omdat het te riskant was. [naam] is op verzoek van de verdediging op 1 juli 2024 als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. In de kern is hij gebleven bij zijn eerder afgelegde verklaringen dat de verdachte met hem heeft besproken dat hij het plan had om op 11 mei 2024 de Karwei te overvallen en dat hij op 10 mei 2024 heeft gezegd dat hij het toch niet ging doen omdat het te riskant was.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die [naam] heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, betrouwbaar zijn en als bewijs kunnen dienen. Zijn verklaringen komen op essentiële punten overeen. Dat de aangever niet meer precies weet wanneer hij van de plannen van de verdachte op de hoogte is gesteld, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen niet af.
Voor de ter zitting aangevoerde stelling dat [naam] een wit voetje wilde halen bij de manager van Karwei om hogerop te komen, en dat hij daarom het verhaal over een ophanden zijnde overval heeft verteld, bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt.
De verklaringen van [naam] kunnen derhalve gebruikt worden als bewijsmiddel.
De rechtbank komt desalniettemin niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde omdat het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat.
In de auto van de verdachte zijn weliswaar kledingstukken aangetroffen met de kleuren en het logo van PostNL maar verdachte heeft een verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van die kleding. Die verklaring is door de politie onderzocht en de uitkomst van dit onderzoek bevestigt dat PostNL vacatures plaatst op de vacaturesite Indeed.nl en dat het mogelijk is dat een persoon, die via een onderaannemer voor PostNL gaat werken, direct kleding ontvangt. Daarom kan niet zonder meer worden aangenomen dat de kleding bestemd was voor het plegen van een overval op Karwei. Overigens merkt de rechtbank op dat de aangetroffen kleding niet voldoende zou zijn geweest voor de uitvoering van een plan om met twee personen de overval te plegen nu er slechts één broek in de auto van verdachte is aangetroffen.
Het dossier bevat ook verder geen bewijsmiddelen die de verklaringen van [naam] ondersteunen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

4.De inbeslaggenomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2024147374-3140427, Apple);
5 STK Kleding (Omschrijving: PL1500-2024147374-3140436, Post NL).
De verdachte heeft afstand gedaan van de kleding. Nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd, zal ten aanzien van het telefoontoestel een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 genoemd voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.B. Haverhoek, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2024.