ECLI:NL:RBDHA:2024:11664
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres had haar aanvraag op 5 juni 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 1 december 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiseres de minister op 12 december 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 12 januari 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres verzoekt ook om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van deze dwangsommen en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.
De uitspraak is gedaan op 17 juli 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. S. Mohandes, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.