ECLI:NL:RBDHA:2024:1156
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van verleiding van minderjarige tot ontuchtige handelingen
In de zaak van de verdachte, geboren in 1997, heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het verleidend bewegen van een minderjarige, geboren in 2005, tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte zich bewust was van een feitelijk overwicht op de aangeefster, die op het moment van de feiten dronken was en zich op een huisfeest bevond. De rechtbank concludeert dat het voorval spontaan plaatsvond en dat de aangeefster zelf naar de verdachte toe bewoog. De verdachte heeft wellicht lichtzinnig gehandeld, maar er is onvoldoende bewijs voor opzet in strafrechtelijke zin. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken. De kosten worden door beide partijen zelf gedragen.