Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
24 april 2023 door geen van de betrokken partijen hoger beroep is ingesteld. De rechtbank overweegt dat uit de formulering van rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 6 van voornoemde uitspraak blijkt dat de beroepsgronden gericht tegen de besluitvorming over het verlenen van een artikel 9 Vw-document uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen. Op grond van de vaste Brummenjurisprudentie [6] van de hoogste bestuursrechter dient in dit geval dan ook het gezag van gewijsde van voornoemde overwegingen aan partijen te worden tegengeworpen. Daarbij volgt uit de tekst van de uitspraak van 24 april 2023 expliciet dat bestreden besluit I ten aanzien van de conclusies over het artikel 9 Vw-document in stand is gelaten en verweerder enkel aanvullend diende te beslissen over het toepassen van zijn ambtshalve bevoegdheid [7] voor het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning vanwege artikel 8 van het EVRM. De rechtbank constateert dat verweerder in bestreden besluit II haar eerdere overwegingen ten aanzien van het verlenen van een artikel 9 Vw-document zonder wezenlijke inhoudelijke wijzigingen heeft overgenomen en daarbij ook toelicht dat de rechtbank dit onderdeel van het besluit in stand heeft gelaten. Gelet op het voorgaande en de toelichting van verweerder ter zitting beschouwt de rechtbank dit onderdeel in het bestreden besluit II als ten overvloede opgenomen. De rechtbank komt tot de slotsom dat enkel de ambtshalve artikel 8 EVRM-beoordeling van bestreden besluit II voorwerp van het geschil in beroep vormt en zal in deze uitspraak dan ook alleen een oordeel geven over de beroepsgronden die daarop zien.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II, voor zover dat ziet op de motivering van de belangenafweging ten aanzien van het familieleven tussen eiser en de kleinzoon;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak enkel ten aanzien van deze belangenafweging een nieuw besluit te nemen;
- laat de rechtsgevolgen van bestreden besluit II voor het overige in stand;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-;
- gelast dat verweerder het griffierecht van € 187,- terugbetaald.
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50;
- gelast dat verweerder het griffierecht van € 187,- terugbetaald.