ECLI:NL:RBDHA:2024:11460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/09/669299/KG RK 24-1002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele verzoekschriftprocedure zonder behandelend rechter

Op 22 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 5 juli 2024, maar de wrakingskamer oordeelde dat er nog geen behandelend rechter was in de hoofdzaak, waardoor het verzoek niet kon worden ingewilligd. De hoofdzaak betreft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, waarvoor verzoeker het griffierecht nog niet had voldaan. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er sprake is van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Aangezien de hoofdzaak zich nog niet in een stadium bevond waarin een rechter was toegewezen, was er geen grond voor het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/56
zaak- /rekestnummer: C/09/669299 / KG RK 24-1002
Beslissing van 22 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het per e-mail op 5 juli 2024 om 7:55 uur ingediende wrakingsverzoek;
- het e-mailbericht van verzoeker van 5 juli 2024 om 8:16 uur;
- de brief aan verzoeker van de griffie van de wrakingskamer van 17 juli 2024;
- het e-mailbericht van verzoeker van 22 juli 2024 om 8:04 uur.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij e-mailberichten van 5 juli 2024 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend van de rechter in de procedure met zaaknummer 11177510 / RP VERZ 24-50383 (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een door verzoeker ingediend verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens zijn e-mailberichten het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
e-mail 5 juli 2024 om 7:55 uur
“Beste heer, mevrouw,
In plaats van een reactie op mijn verzoek om vrijstelling (een beroep op de hardheidsclausule die al eerder werd verleend, u bekend)* ontving ik gisteren een "eerste aanmaning". Een eerste factuur heb ik nooit gezien.
De wrakingsgronden:1) De rechter bevestigde mijn verzoek van 21 maart 2024 pas op 26 juni 2024 per e-mail, waardoor ik genoodzaakt was op 20 juni 2024 een vergelijkbaar verzoek in te dienen;
2) De rechter reageert niet op mijn beroep op de hardheidsclausule, terwijl deze al eerder is gehonoreerd en mijn situatie niet is gewijzigd;
3) De rechter stuurt mij een eerste aanmaning terwijl ik de eerste factuur niet eens gezien heb.
Al deze incompetentie is voor de FC Robine de Lange-Tegelaar allemaal "normaal", maar voor de rechtsstaat in zijn algemeen en specifiek in mijn geval natuurlijk niet.
Zoals u bekend is ook de betalingstermijn van 14 dagen te kort en niet in overeenstemming met het bestuursrecht, mocht u toch willen dat ik de zaak bij de gemeente indien voor rechtsbijstand. De Awb heeft nou eenmaal andere termijnen, de briljante geesten in de polletiek hebben dat zo bedacht.
Dat "de termijn gesteld in de oorspronkelijke nota van toepassing blijft", heeft geen werking, nu ik deze nooit heb ontvangen.
Ten overvloede merk ik op dat, hoewel een rechter niet de administratie zelf uitvoert, hij/zij wel degelijk eindverantwoordelijk is voor de gang van zaken. De rechtbank, Robienepien, Dienstencentrum Rechtspraak of welke rechtersgriezel dan ook kan mij nou eenmaal niet afhouden van mijn recht op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter: Art. 17 lid 2 Gw.
Een geschikte zaak voor een Constitutioneel Hof, als we deze hadden.
Voor nu wil ik een andere rechter die wel mijn procedure, rechtsbelang en beroep op de hardheidsclausule snapt, erkent en eerbiedigt.
De huidige beunhaas wens ik alle succes met een functie elders op diens niveau.
Vriendelijke groet,[verzoeker]
* Rb. Den Haag d.d. 2 mei 2022, #9555795, r.o. 4.1”
e-mail 5 juli 2024 om 8:16 uur:
“Ik zie dat u nu wel degelijk twee nummers voor twee aparte zaken heeft gebruikt:
Het betreffen twee verschillende voorlopige getuigenverhoren.
Als u een puinhoop maakt van uw zaak administratie, hoe verwacht u dat ik u dan mijn dossiers bij houdt? (Retorische vraag: Dat gaat mij beter af, tenzij u natuurlijk verwarring blijft creëren.)
Daarmee wordt wrakingsgrond 1 anders: U heeft pas na 3 maanden een zaak bevestigd. Dit past helaas wel in lijn met het soms helemaal niet (meer) inboeken van zaken, waar u al dan niet inmiddels mee gestopt bent (hopelijk).”
e-mail 22 juli 2024 om 8:04 uur:
“LS,
Ik heb nog steeds niet vernomen op mijn verzoek d.d. 5 juli 2024.
Daar komt bij dat ik inmiddels een "tweede aanmaning" ontving d.d. 11 juli 2024.
De wet kent het systeem van de hardheidsclausule, art. 127a lid 3 Rv.
Bovendien heb ik recht op een rechter (sic) en heb ik nog steeds geen naam gezien.
Graag ontvang ik dan ook alsnog zsm een uitnoding voor de wrakingskamer om dit toe te lichten, want de recht op toegangsystematiek is stuk als Haagse rechters de grondwet (art. 17 Gw, recht op een eerlijk proces), de wet (zojuist genoemd) en internationaal recht (art. 6 EVRM) negeren.
Mocht u mijn recht om gehoord te worden (ja, u blijft maar bezig), dan wraak ik de wrakingskamer.
Graag hoor ik zsm van u.
Vriendelijke groet,[verzoeker] ”
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit het voorgaande volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak inhoudelijk behandelt.
3.2.
Het wrakingsverzoek is gedaan in een civiele verzoekschriftprocedure. Een dergelijke procedure begint met het door een verzoeker indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank. Na ontvangst van het verzoekschrift wordt verzoeker door de rechtbank verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. In beginsel wordt een verzoek pas nadat het griffierecht is voldaan aan een rechter toegewezen.
3.3.
Verzoeker heeft het griffierecht in de hoofdzaak niet voldaan, omdat hij van mening is dat hij het griffierecht niet hoeft te voldoen. Vooralsnog bevindt de hoofdzaak zich nog niet in het stadium waarin de zaak aan een rechter is toegewezen. Er is dus nog geen behandelend rechter bekend. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
 verzoeker;
 de voorzitter van team kanton van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, E.E. Schotte en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.