ECLI:NL:RBDHA:2024:1144
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op grond dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, dat samen met een andere zaak werd behandeld, ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten vreemdelingen in overeenstemming met internationale verdragen behandelen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland die een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengen. Eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd die zijn claims ondersteunen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet verplicht is om de asielaanvraag in behandeling te nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is, mits er geen ernstige tekortkomingen in de asielprocedure in dat land zijn.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen en dat hij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.