ECLI:NL:RBDHA:2024:11419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van staandehouding en bewaring in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Hol, had beroep ingesteld tegen een besluit van 22 juni 2024, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Rotterdam, waar de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de staandehouding van de eiser tijdens een Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) controle op 22 juni 2024 beoordeeld. De eiser stelde dat de controle op discriminatoire gronden had plaatsgevonden, omdat hij in een auto met Spaans kenteken zat. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de auto Spaans was, onvoldoende was om te concluderen dat de staandehouding onrechtmatig was. De rechtbank verwees naar de werkwijze van de Koninklijke Marechaussee (KMar) bij MTV-controles, waarbij etnische kenmerken niet mogen worden gebruikt en selectie op basis van objectieve criteria plaatsvindt.

Daarnaast voerde de eiser aan dat hij ten onrechte niet was gehoord na zijn staandehouding. De rechtbank oordeelde dat het aan de verweerder is om te bepalen welke handelingen noodzakelijk zijn voor het onderzoek naar de identiteit en verblijfsrechtelijke positie van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Yildiz, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25934

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Staandehouding
1. Eiser is op 22 juni 2024 staandegehouden in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Uit het dossier volgt dat de auto waarin eiser zat het enige voertuig is dat tijdens die MTV-controle is gecontroleerd. Nu eiser in een auto met Spaans kenteken zat, kan volgens eiser niet anders worden geconcludeerd dan dat de controle op discriminatoire gronden heeft plaatsgevonden. Dit maakt zijn staandehouding, en in het verlengde daarvan zijn inbewaringstelling, onrechtmatig, zo stelt eiser.
1.1.
Uit het ‘M105-D proces-verbaal’ volgt dat eiser op 22 juni 2024 om 11.45 uur tijdens een MTV-controle aan de Keulse barrière (te Venlo) is staandegehouden als passagier van een personenauto met een Spaans kenteken. Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2024 volgt dat die MTV-controle is uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 4.17b, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) genoemde vereisten en op basis van informatie of ervaringsgegevens over illegaal verblijf na grensoverschrijding. Verder volgt uit dat aanvullend proces-verbaal dat de openbare weg waar eiser is staandegehouden is gelegen binnen de zone van twintig kilometer vanaf de gemeenschappelijke landgrens met Duitsland, dat in de desbetreffende maand tot en met de desbetreffende controle één of meerdere controles hebben plaatsgevonden voor een totale duur van 44 minuten, dat op 22 juni 2024 één of meerdere controles hebben plaatsgevonden voor een totale duur van 15 minuten en dat tijdens de controle waarbij eiser is staandegehouden één vervoersmiddel is stilgehouden en dat dit een deel is van het aantal gepasseerde vervoersmiddelen.
1.2.
Uit het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 februari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:173, volgt dat de KMar in het kader van het MTV – samengevat – op de volgende wijze te werk gaat. Het uitgangspunt is dat etnische kenmerken niet worden gebruikt in het kader van het MTV. Bij het uitvoeren van het MTV werkt de KMar informatiegestuurd. Dit betekent dat aan de hand van uit verschillende bronnen (bijvoorbeeld politie, douane) afkomstige informatie profielen worden opgesteld van een bepaalde ontwikkeling of trend in migratiestromen. Deze profielen worden opgesteld door het Landelijk Tactisch Commando, afdeling Intelligence, van de KMar. Aan het uitvoeren van een MTV-controle gaat een briefing vooraf, waarin onder meer wordt uitgelegd welk profiel aan de beslissing tot uitvoering van deze specifieke MTV-controle ten grondslag ligt en welk illegaal migratiefenomeen mogelijk aan de orde is. Bij het selecteren van bepaalde personen voor een MTV-controle maakt de KMar gebruik van de methode ‘Behaviour Detection method Predictive Profiling’ (PP). Deze methode is gericht op het identificeren van normafwijkend gedrag en het herkennen van een bepaalde (in de briefing meegedeelde) modus operandi van een illegaal (migratie)fenomeen. Selectie op basis van het PP vindt uitsluitend plaats op basis van een combinatie van meerdere indicatoren. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat selectie plaatsvindt op grond van ‘onderbuikgevoelens’ van de desbetreffende ambtenaar en wordt de ‘uitlegbaarheid’ van de selectiebeslissing vergroot. Bij controle van passagiers bij geselecteerde auto’s geldt dat alle passagiers van de geselecteerde auto worden gecontroleerd. Indien een persoon voor controle in het kader van het MTV is geselecteerd wordt deze staandegehouden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
1.3.
Gelet op wat er hiervoor is overwogen over de algemene werkwijze van de Kmar bij MTV-controles, in het bijzonder over de wijze waarop op objectieve gronden tot een selectie van te controleren personen/voertuigen wordt gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de enige tijdens de MTV-controle stilgehouden auto een auto met een Spaans kenteken is, onvoldoende is om te oordelen dat de staandehouding van eiser heeft plaatsgevonden op discriminatoire gronden. Daarbij merkt de rechtbank op dat de MTV-controle op 22 juni 2024 slechts korte tijd (15 minuten) heeft geduurd, waardoor het aantal passerende auto’s dat aan het screeningprofiel voldoet beperkt kan zijn, en dat het, gelet op de plaats van de controle en het doel van MTV-controles in het algemeen en het ‘besluit van de staatssecretaris van 24 april 2024, nummer 5410517, tot tijdelijk afwijken van artikel 4.17a, derde, vierde en vijfde lid, van het Vb’ in het bijzonder, op zichzelf bezien niet bijzonder vreemd is dat een auto met een niet-Nederlands en niet-Duits kenteken voor selectie in aanmerking komt. Er bestaat gezien het voorgaande dan ook geen grond voor het oordeel dat eisers staandehouding onrechtmatig was. De beroepsgrond slaagt niet.
Gehoor tijdens ophouding
2. Eiser voert verder aan dat hij ten onrechte niet is gehoord nadat hij is staandegehouden. Na de staandehouding zijn slechts zijn vingerafdrukken afgenomen. Indien eiser wel zou zij gehoord, had eiser kunnen vertellen waarom hij vanuit Duitsland naar Nederland is gereisd en had verweerder aan de hand daarvan vervolgstappen kunnen nemen.
2.1.
Eiser is na zijn staandehouding op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor. Daar is nader onderzoek gedaan naar de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van eiser. Het is aan verweerder om te bepalen welke handelingen voor het verrichten van dit nader onderzoek noodzakelijk zijn. Uit de bewoordingen van artikel 50, tweede lid, van de Vw valt niet op te maken dat verweerder gehouden is om de vreemdeling die is opgehouden, tijdens die ophouding te horen (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1903. r.o. 3.2). In dit geval heeft dat nader onderzoek plaatsgevonden door middel van het afnemen van vingerafdrukken en het raadplegen van de digitale systemen. Op basis daarvan kon verweerder al vaststellen dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, zodat er geen grond bestaat voor het oordeel dat eiser daarnaast nog moest worden gehoord. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewaringsgronden
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft de gronden die ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel van bewaring, en de daarop gegeven toelichtingen, niet betwist. Deze gronden, in onderling verband en samenhang bezien, kunnen naar het oordeel van de rechtbank de maatregel van bewaring dragen. Er volgt namelijk uit dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Slotsom beroepsgronden
5. Uit het voorgaande volgt dat eisers beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Ambtshalve toetsing
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Yildiz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.