In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024 wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf beoordeeld. Eiseres, een 75-jarige Libanese vrouw, had een visum aangevraagd om haar zoon in Nederland te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken had deze aanvraag afgewezen op 13 september 2022, en het bezwaar daartegen werd op 25 augustus 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de minister terecht twijfels heeft over het voornemen van eiseres om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank stelt vast dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding met Libanon heeft aangetoond, wat essentieel is voor de beoordeling van haar visumaanvraag. Eiseres heeft geen gezin in Libanon en haar kinderen wonen in Europa. De rechtbank oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sociale en economische binding van eiseres met Libanon te gering is om een tijdige terugkeer te waarborgen. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eiseres af dat de minister had moeten horen in de bezwaarfase, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat haar bezwaren niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft.