ECLI:NL:RBDHA:2024:1133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C. Ohrtman, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiseres beoogt samen met haar zoon verblijf te krijgen bij haar in Nederland verblijvende moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt en recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,- en heeft bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22946
Rectificatie pagina 3 en 4, proceskosten uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C. Ohrtman).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep wat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (hierna: de aanvraag). Eiseres beoogt samen met haar zoon verblijf te krijgen bij haar in Nederland verblijvende moeder.
Verweerder heeft op 25 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden. Verder was de referent van eiseres, dhr. [referent] , aanwezig.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
3. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
4. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat van zo’n bijzondere omstandigheid nu nog steeds sprake is. In het verweerschrift van
25 augustus 2023 heeft verweerder dit weliswaar betoogd, maar daarbij heeft verweerder zich gebaseerd informatie betreft over de nareisaanvragen uit 2021 en 2022.
5. De rechtbank overweegt het volgende. Het is op zich juist dat verweerder in het verweerschrift heeft verwezen naar informatie uit 2021 en 2022. Bij deze informatie betrekt de rechtbank evenwel de openbare informatie uit Kamerstukken6. Kort gezegd blijkt hieruit dat in 2023 sprake is geweest van een verdere toename van de nareisaanvragen. Op basis van het samenstel van al deze informatie, is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere omstandigheid, als aangenomen in de genoemde uitspraak van 17 maart 2023, zich nog steeds voordoet. Zodoende zal de rechtbank ook in deze zaak in beginsel toepassing geven aan de uitgangspunten van die uitspraak.
6. Verweerder vraagt om een nadere beslistermijn van 20 weken. Dit omdat er hij bij eiseres nadere documenten wil opvragen en hij nadien zo nodig nader onderzoek, in de vorm van een gehoor, wil verrichten.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels ongeveer viereneenhalve maand geleden een verweerschrift heeft uitgebracht. Sindsdien heeft verweerder op dit dossier geen actie ondernomen. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om kortere termijnen te hanteren dan de uitgangspunten van de uitspraak van 17 maart 2023. Dat de aanvraag tevens betrekking heeft op een minderjarig kind, is voor de rechtbank geen aanleiding om een nog verdere korting toe te passen.
8. De rechtbank bepaalt als volgt. Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen, bedraagt de nadere beslistermijn vier weken na verzending van deze uitspraak. De nadere beslistermijn bedraagt acht weken na verzending van deze uitspraak, indien verweerder aan eiseres een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen. Als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek in de vorm van een gehoor nodig vindt, dan moet verweerder binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag nemen. Wanneer verweerder wel herstel verzuim biedt én hij een nader onderzoek in de vorm van een gehoor nodig vindt, dan dient hij binnen zestien weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6
Kamerstukken II2022/23 19 637, nr 3100 en
Kamerstukken II2023/24 19 637, nr. 3173.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.7

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen één van de in deze uitspraak gestelde termijnen alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor haar een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 20238. Toegekend wordt
€ 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift
en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
12. Verweerder moet het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.9
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
9 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, als verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder herstel verzuim biedt én nader onderzoek aanbiedt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.