ECLI:NL:RBDHA:2024:11270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, en dat er onvoldoende aanleiding is om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging met betrekking tot de betrokken minderjarige neef van eiser evenwichtig is uitgevoerd. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling hoeft te worden genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.