ECLI:NL:RBDHA:2024:11242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan procesbelang

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 14 juni 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de minister als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL24.25585. Tijdens de zitting op 16 juli 2024 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat hij op 28 juni 2024 met onbekende bestemming was vertrokken en sindsdien geen contact meer had onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter H.P. Eckert, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.25583 en NL24.25585
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid),de minister
(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

ProcesverloopBij besluit van 14 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.25585.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
2. Bij bericht van 9 juli 2024 heeft de minister de rechtbank meegedeeld dat eiser sinds 28 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 10 juli 2024 medegedeeld dat hij geen contact meer heeft met eiser.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
4. Nu eiser op 28 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en hij sindsdien geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Ook in dat verband bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024 door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de uitspraak in de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.