ECLI:NL:RBDHA:2024:11231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
Nl24.5414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 juli 2024, wordt het verzoek van een verzoeker om een proceskostenveroordeling afgewezen. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 26 januari 2024 was genomen. De intrekking van het beroep volgde nadat de minister op basis van het paspoort van de verzoeker zijn identiteit had vastgesteld en zijn leeftijd had aangepast. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister gaf aan geen aanleiding te zien voor een dergelijke veroordeling, omdat het paspoort pas in beroep was overgelegd en beschikbaar was voor onderzoek.

De rechtbank oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen door de minister. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is er pas sprake van tegemoetkomen als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat het oorspronkelijke besluit als onrechtmatig wordt erkend. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen onjuist besluit was genomen, en dat de intrekking van het beroep niet leidt tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom als kennelijk ongegrond af.

De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5414

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de minister van 26 januari 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister op basis van verzoekers paspoort zijn identiteit alsnog heeft vastgesteld en zijn leeftijd heeft aangepast.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling, omdat het paspoort pas in beroep is overgelegd en beschikbaar was voor onderzoek.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank oordeelt dat in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen. Hierna wordt dit uitgelegd.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat van tegemoetkomen alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. [3] Intrekking of wijziging van het besluit vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, of daarna verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie, houdt geen tegemoetkomen in zoals hiervoor weergegeven en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
4.2.
In het bestreden besluit is geconcludeerd dat verzoekers identiteit niet kan worden vastgesteld en de door hem als eerste opgegeven persoonsgegevens worden gebruikt. Uit de documenten die verzoeker heeft overgelegd blijken weliswaar persoonsgegevens van twee broers, maar daaruit volgt niet dat verzoeker eigenlijk - zoals hij zelf stelt - zijn broer is. Verzoeker heeft vervolgens in de beroepsfase van deze procedure alsnog een paspoort overgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft de minister alsnog verzoekers identiteit vastgesteld en zijn geregistreerde leeftijd aangepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht gesteld dat van een onjuist genomen besluit niet is gebleken, zodat zich in dit geval niet de situatie voordoet dat de minister aan verzoeker is tegemoetgekomen. Daarom bestaat in deze procedure geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zie bijvoorbeeld de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), 8 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1487).