3.2.Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2023volgt dat de verplichting om de onrechtmatigheid van een eerdere maatregel te betrekken bij de beoordeling van de opvolgende maatregel, niet automatisch maakt dat deze laatste maatregel ook onrechtmatig is. De onrechtmatigheid van een eerdere maatregel kan wel doorwerken als het gebrek een ernstige schending oplevert van het aan de vreemdeling toekomende recht om in vrijheid te worden gesteld wanneer de bewaring onrechtmatig is. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een ernstige schending van het recht om in vrijheid te worden gesteld, als bedoeld in de uitspraak van 16 juni 2023. In dit geval is geen sprake van een ernstige schending, omdat eiser slechts één dag te lang op de verkeerde grondslag in bewaring heeft gezeten. De situatie van eiser is daarmee niet vergelijkbaar met de situatie in de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2018 waarin de vreemdeling twee weken op de verkeerde grondslag in bewaring heeft gezeten.
4. Nu de asielaanvraag van eiser is afgedaan en hij geen rechtsmiddelen tegen dit besluit heeft aangewend, is eiser op 1 juli 2024 terecht op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en a, van de Vw in bewaring gesteld. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen, nu aan eiser op 6 september 2023 een terugkeerbesluit met een vetrektermijn van 0 dagen opgelegd. Eiser geniet daarom geen rechtmatig verblijf.
5. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3d, 3i, 4a, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, al voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat hij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 maart 2020volgt dat, om de zware gronden 3a, 3b, 3d en 3i aan de maatregel ten grondslag te kunnen leggen, het voldoende is dat deze gronden feitelijk juist zijn. De minister heeft eiser terecht tegengeworpen dat hij niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen dan wel dat hij een poging daartoe heeft gedaan (3a). Dat eiser na binnenkomst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, maakt dit niet anders. Voorts heeft de minister eiser terecht tegengeworpen dat hij zich niet bij de korpschef heeft gemeld in overeenstemming met artikel 4.39 van het Vb (3b), en dat hij geen concrete acties onderneemt ter bevordering van de vaststelling van zijn identiteit (3d). Dat eiser gesprekken heeft gevoerd met het consulaat van Suriname, kan niet worden aangemerkt als een concrete actie ter bevordering van de vaststelling van zijn identiteit, aangezien deze gesprekken gericht waren op het gevaar dat hij in Suriname zou lopen, niet op zijn terugkeer naar Suriname. Bovendien heeft eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en ter zitting verklaard dat hij niet wil terugkeren naar Suriname (3i). Verder heeft de minister eiser terecht artikel 4.39 van het Vb tegengeworpen, aangezien eiser zich niet heeft gemeld bij de korpschef (4a). Daarnaast staat eiser niet ingeschreven in het BRP en heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij een vaste verblijfplaats heeft (4c). De enkele stelling dat dit niet zijn schuld is vanwege zijn verblijf in bewaring, is onvoldoende om aan te tonen dat eiser niet verwijtbaar geen vaste verblijfplaats heeft. Tot slot is lichte grond 4d niet betwist en heeft de minister het risico op onttrekking wat betreft de lichte gronden voldoende gemotiveerd.
6. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser waaruit blijkt dat hij niet wil terugkeren naar zijn land van herkomst, is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond daarom niet om de uitzetting van eiser te verzekeren.