Bij email van 16 juli 2024, 16:53 uur, heeft de bewindvoerder gevraagd om een nader uitstel van maximaal vier weken om inhoudelijk te reageren en daarbij heeft zij zich beroepen op haar medische gesteldheid. Zij ontkent niet dat er fouten zijn gemaakt en dat zij het overzicht heeft verloren.
De kantonrechter heeft besloten om de bewindvoerder geen nader uitstel te verlenen. Op 2 juli 2024 is de bewindvoerder al een termijn van twee weken gegeven om inhoudelijk te reageren. In het belang van betrokkenen kan niet langer worden gewacht. De bewindvoerder geeft zelf aan dat zij haar taken als bewindvoerder op dit moment niet goed kan uitvoeren. Zoals hierna zal blijken zijn er bij enkele betrokkenen grote huurachterstanden, die kunnen leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde (in één geval is er al een verstekvonnis).
De kantonrechter is van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan in alle zaken waarin zij bij deze rechtbank is benoemd. Hieraan liggen de volgende redenen ten grondslag.
Het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM (LKB) bij de rechtbank Oost-Brabant voert de kwaliteitscontrole uit van professionele kantoren in het kader van het Besluit kwaliteitseisen CBM. De bewindvoerder staat sinds 11 november 2023 bij het LKB geregistreerd als niet benoembaar omdat geen aanvullende handhavingscontrole stukken zijn ingediend. Dit is reeds voldoende grond om de bewindvoerder in alle zaken te ontslaan. Op grond van artikel 1:448, tweede lid, BW wordt het ontslag van de bewindvoerder immers ambtshalve verleend wanneer niet meer voldaan wordt aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
In de zaak BM 19069 is de bewindvoerder per 16 juni 2024 ontslagen en is een opvolgend bewindvoerder benoemd. In deze zaak werd de bewindvoerder door betrokkene en zijn zus ervan beschuldigd dat zij de handtekening van betrokkene onder een brief heeft vervalst. Bij email van 3 mei 2024, 13:01 uur, heeft de bewindvoerder een brief gedateerd 9 april 2024 aan de rechtbank gezonden. Deze brief noemt als plaats Rotterdam en lijkt het format te hebben van de brieven van de bewindvoerder. In deze brief staat dat betrokkene zijn ontslagverzoek wil intrekken. Betrokkene woont niet in Rotterdam, de bewindvoerder wel. Betrokkene ontkent de brief gezien en ondertekend te hebben. De bewindvoerder is niet op de ontslagzitting verschenen om verweer te voeren tegen de beschuldiging. De opvolgend bewindvoerder heeft er bij de kantonrechter over geklaagd dat de bewindvoerder tot op heden het dossier van betrokkene niet aan haar heeft overgedragen.
In de zaak BM 22419 staan de goederen van betrokkene sinds 8 november 2019 onder bewind. De bewindvoerder heeft op 25 juni 2024 een dagvaarding van Staedion ontvangen om te verschijnen op de zitting van 11 juli 2024, waarin Staedion de ontbinding van de huurovereenkomst vordert en ontruiming van het gehuurde wegens een huurachterstand van € 5.585,10. De huurachterstand is ontstaan in de periode van 1 september 2023 tot en met heden. Aangezien de bewindvoerder niet is verschenen, zijn de vorderingen bij verstek toegewezen.
In de zaak BM 20524 diende de bewindvoerder de rekening en verantwoording over 2022 voor 1 mei 2024 in te dienen bij de rechtbank, maar deze is tot op heden niet ontvangen.
In de zaak BM 20097 is betrokkene in januari 2024 overleden. De bewindvoerder diende de eindrekening en verantwoording voor 1 mei 2024 in te dienen. Deze eindrekening is tot op heden niet ontvangen. Uit het jaaroverzicht 2021 van ING dat gevoegd was bij de wel ingediende rekening en verantwoording over 2021 blijkt dat het totaalsaldo van de drie rekeningen per 1 januari 2021 € 9.697,46 bedroeg, terwijl dat saldo per 31 december 2021 nog maar € 0,89 was. Het verschil tussen het totaal inkomen in dat jaar (€ 6.046,60) en het totaal aan uitgaven (€ 4.174,01) zou juist een toename van de banksaldi hebben moeten laten zien van € 1.872,59. Er was derhalve een niet verklaard verschil van € 9.696,57 + € 1.872,59 = € 11.569,16. De bewindvoerder is gevraagd om dit verschil toe te lichten. Zij heeft bij brief van 28 maart 2024 laten weten dat een aantal kosten niet waren vermeld, zonder deze verder te specificeren tot het te verklaren totaalbedrag.
In de zaak BM 18565 is het bewind opgeheven per 1 februari 2023. De bewindvoerder heeft desondanks nog geen eindrekening en verantwoording ingediend. Een deurwaarder heeft bij het LKB geklaagd over het feit dat er een huurachterstand is van € 5.788,00 en dat de bewindvoerder niet adequaat heeft opgetreden. Ook vanuit de gemeente Den Haag is over de bewindvoerder geklaagd bij de kantonrechter over deze zaak. De gemeente noemt naast de huurachterstand ook een betalingsachterstand bij Eneco. De bewindvoerder zou de betalingen aan Eneco storneren, en dit ook nog na opheffing van het bewind hebben gedaan en zij zou ook nog steeds toegang tot de bankrekening van betrokkene hebben.
Bij brief van 25 juni 2024 heeft de bewindvoerder laten weten dat de beide betrokkenen in de zaken BM 8160 en BM 8161 per 15 juli 2024 schuldenvrij zullen zijn en dat de bewinden daarom opgeheven kunnen worden. Bij het LKB is echter een klacht binnengekomen van een deurwaarder over een tijdens het bewind ontstane huurachterstand van € 11.443,45.
Door de rechtbank Midden-Nederland is melding gemaakt bij de kantonrechter omtrent de zaak BM 14162. De bewindvoerder is per 16 december 2023 ontslagen. De opvolgend bewindvoerder heeft geconstateerd dat de bewindvoerder in de periode van 2021 tot en met december 2023 grote bedragen (in totaal meer dan € 20.000) naar haar eigen rekening heeft overgeboekt. Op 11 juni 2024 is de bewindvoerder uitgenodigd voor een zitting bij de rechtbank om hierover gehoord te worden. Op deze zitting is zij niet verschenen.
In de zaken BM 22419, BM 8160 en BM 8161 heeft de bewindvoerder de rekeningen en verantwoordingen over 2022 pas na rapellen in maart 2024 ingediend. In geen van haar zaken bij de rechtbank is een rekening en verantwoording over 2023 ingediend.
Op grond van het vorenstaande moet geconcludeerd worden dat de bewindvoerder verdacht wordt van vervalsing van een brief/handtekening en verduistering van substantiële bedragen van één of meer cliënten. Er zijn in elk geval bij drie cliënten forse huurachterstanden ontstaan gedurende het bewind. Het vermoeden bestaat dat de bewindvoerder de aanwezige budgetten gebruikt heeft voor andere zaken, waardoor de vaste lasten van haar cliënten niet betaald konden worden. Hierdoor heeft zij haar cliënten, die juist beschermd zouden moeten worden, aanzienlijke schade berokkend. Ten slotte komt de bewindvoerder haar verplichtingen richting de rechtbank en het LKB niet na. Hoewel de bewindvoerder een beperkt aantal zaken heeft slaagt zij er niet in om tijdig de rekening en verantwoording in die zaken in te dienen. Bij het LKB worden de gevraagde stukken niet ingediend. Er zijn dus voldoende gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan in alle zaken waarin zij is benoemd bij deze rechtbank.