ECLI:NL:RBDHA:2024:11122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
24/2280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van niet voldoen aan voorwaarden en hardheidsclausule

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. Eiseres, die lijdt aan MDS type 2, heeft een urgentieverklaring aangevraagd om dichter bij haar familie te kunnen wonen, aangezien zij afhankelijk is van hun zorg. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Delft afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden. Eiseres had eerder twee passende woningen aangeboden gekregen, maar deze had zij geweigerd. De rechtbank heeft op 4 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de urgentieverklaring door verweerder terecht was. Eiseres had haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs kunnen voorkomen en had onvoldoende gereageerd op het beschikbare woningaanbod. De rechtbank stelt vast dat de afstand tot de aangeboden woningen niet zodanig was dat deze onacceptabel waren voor eiseres of haar familie. Bovendien had verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien er geen sprake was van een schrijnende situatie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: G. Günes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft nadere stukken overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. M.A.R. Schuckink Kool en de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde verweerder en [naam] namens verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op sociaal-medische gronden een urgentieverklaring aangevraagd. Bij eiseres is MDS eb type 2 vastgesteld. Zij zal daardoor steeds afhankelijker worden van de zorg van haar familie en wenst daarom dichtbij haar familie te wonen. Eiseres woont momenteel wisselend bij verschillende familieleden. Om infectiegevaar zoveel mogelijk te voorkomen, is zij gebaat bij een eigen woning.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden. [1] Zo had eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kunnen voorkomen en/of op een andere manier kunnen oplossen. Aan eiseres zijn via het convenant huisvesting zorgafhankelijke groepen twee passende woningen aangeboden. Eiseres heeft deze woningen geweigerd. Ook heeft eiseres in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag onvoldoende gereageerd op het beschikbare woningaanbod. Verder bestaat er geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule aan eiseres een urgentieverklaring te verlenen. [2]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Verweerder heeft het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Verweerder heeft er onvoldoende rekening mee gehouden dat eiseres het meest afhankelijk is van haar moeder en dat het voor haar moeder een grote opgave is om afstanden van meer dan 500 meter af te leggen; haar moeder kan bovendien niet met het openbaar vervoer reizen. De eerder aangeboden woningen lagen op een grotere afstand van haar ouders en waren daarom niet passend. Ook heeft verweerder onvoldoende bij de beoordeling betrokken dat eiseres onvoldoende in staat was om zelf voldoende op woningen te reageren. Verder had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule, omdat sprake is van infectiegevaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het verlenen van urgentieverklaringen gehouden is aan het opgestelde beoordelingssysteem. Indien zich één van de algemene weigeringsgronden voordoet, wordt een urgentieverklaring door verweerder in beginsel geweigerd. Een inhoudelijke toets om te kijken of de woonsituatie van eiseres door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt blijft in dat geval achterwege. Dit restrictieve beleid van verweerder is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet onredelijk geacht, vanwege het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het kleine aantal toewijsbare huurwoningen dat beschikbaar komt. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen, omdat er sprake is van meerdere weigeringsgronden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres via het convenant huisvesting zorgafhankelijke groepen twee woningen zijn aangeboden. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze twee woningen niet passend waren. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de woningen niet passend waren vanwege de afstand tot de woning van haar ouders. Verweerder heeft er namelijk op gewezen dat de afstand 1,9 en 1,5 kilometer was tot de woning van de ouders en 2,1 en 2,9 kilometer tot de woning van de broer van eiseres. Dit zijn niet dusdanig lange afstanden, dat haar ouders of broer eiseres daardoor niet zouden kunnen ondersteunen. Uit de door eiseres nader overgelegde medische stukken blijkt niet dat haar moeder niet in staat is om meer dan 500 meter af te leggen of op een andere wijze naar eiseres toe te gaan. Eiseres had door de aangeboden woningen te accepteren haar woonprobleem dus kunnen oplossen. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende blijft om eerst voldoende en passend op woningen te reageren. [4] De omstandigheid dat de begeleidster van eiseres voor haar op woningen zou reageren, maar dit niet voldoende heeft gedaan, maakt dat niet anders.
7. Verweerder heeft in zoverre de urgentieverklaring dan ook mogen weigeren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het besluit op deze punten onzorgvuldig heeft voorbereid of onvoldoende heeft gemotiveerd.
8. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot een schrijnende situatie. Hoewel de medische situatie van eiseres ernstig is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een schrijnend huisvestingsprobleem. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres haar woonprobleem had kunnen oplossen door één van de twee aangeboden woningen te accepteren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder c, d en m, van de Huisvestingsverordening Delft 2023 (hierna: Hvv), gelezen in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder a en g, artikel 2.1.4, aanhef en onder b en j en artikel 2.1.13, aanhef en onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Delft 2023 (hierna: de Beleidsregel). Voor zover in het bestreden besluit artikel 2.1.3, aanhef en onder c, van de Beleidsregel staat vermeld, in plaats van artikel 2.1.3, aanhef en onder g, gaat de rechtbank uit van een kennelijke verschrijving.
2.Artikel 7:3 van de Hvv.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4646, punt 4.