ECLI:NL:RBDHA:2024:11120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
24/2247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit tot omdraaien van de rijrichting in een eenrichtingsstraat

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2024, wordt het beroep van eisers tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland beoordeeld. Het verkeersbesluit, genomen op 11 mei 2023 en bevestigd op 8 februari 2024, betreft het omdraaien van de rijrichting in een eenrichtingsstraat om de verkeersveiligheid te waarborgen. Eisers, bewoners van de straat, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor een onveilige verkeerssituatie en onevenredige gevolgen voor hun woonomgeving.

De rechtbank overweegt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het nemen van verkeersbesluiten en dat deze besluiten voldoende gemotiveerd moeten zijn. In dit geval heeft verweerder gesteld dat het omdraaien van de rijrichting noodzakelijk is om te voorkomen dat vuilniswagens tegen de rijrichting in moeten rijden, wat risico's met zich meebrengt. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het verkeersbesluit is genomen ter bescherming van de verkeersbelangen en dat de belangen van de eisers niet onevenredig zijn geschaad.

De rechtbank wijst erop dat de bezwaren van eisers onvoldoende zijn onderbouwd en dat de argumenten niet in voldoende mate zijn weerlegd. De rechtbank oordeelt dat de omdraaiing van de rijrichting niet leidt tot onevenredige gevolgen voor de eisers en dat de belangenafweging door verweerder niet onredelijk is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en zij krijgen geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] e.a., uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen een door verweerder genomen verkeersbesluit.
1.1.
Verweerder heeft op 11 mei 2023 een verkeersbesluit genomen. Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 heeft verweerder het door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vertegenwoordigd door [eiser] en [naam 3] , en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers wonen aan [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] in [plaatsnaam] . In deze straten geldt eenrichtingsverkeer. Het afval wordt opgehaald door een vuilniswagen met zijbelading, die vanwege de opstelplaats voor vuilniscontainers, tegen het verkeer in moest rijden. Verweerder heeft daarom besloten de rijrichting om te draaien. Verweerder heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd. Verweerder vindt tegen het verkeer in rijden door de vuilniswagen risico-verhogend en ongewenst. Verweerder heeft verder gewezen op het adviesrapport van 5 december 2023 van verkeerskundig adviesbureau Ronnico, waarin wordt geconcludeerd dat het verkeerskundig niet uitmaakt in welke richting het eenrichtingsverkeer geldt.
Wat is de relevante wet- en regelgeving?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden eisers?
4. Het omdraaien van de rijrichting leidt tot een onveilige verkeerssituatie. De speeltuin in de wijk zal minder zichtbaar zijn en ter hoogte van de speeltuin zullen de auto’s een hogere snelheid hebben. Ook zal het kruispunt bij de ingang van de wijk onduidelijk en onoverzichtelijk worden. Daarbij komt dat het omdraaien van de rijrichting tot meer verkeersbewegingen zal leiden, bijvoorbeeld door de situering van de vrije parkeerplaatsen. Verder wordt in het verkeerskundig adviesrapport niet geconcludeerd dat tegen de richting in rijden door de vuilniswagen risico-verhogend is. Het rapport gaat bovendien niet in op de argumenten van de bewoners.
4.1.
Daarnaast heeft het omdraaien van de rijrichting onevenredige gevolgen. De omdraaiing is alleen noodzakelijk voor het één keer per week ophalen van het vuilnis, terwijl de nadelen ervan permanent zijn.
4.2.
Tot slot heeft verweerder ten onrechte in bezwaar geen volledige heroverweging gemaakt. Verweerder heeft de zorgen en argumenten van eisers niet meegewogen en ook niet gedeeld met het adviesbureau. Ook heeft verweerder niet gekeken naar de door eisers aangeboden alternatieven voor het aanbieden van de vuilcontainers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het is vaste rechtspraak [1] dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in de Wegenverkeerswet 1994. Verweerder moet dit naar behoren motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop verweerder van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of verweerder redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat verweerder heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [2]
5.1.
Verweerder heeft in het verkeersbesluit vermeld dat het omdraaien van de rijrichting als doel heeft het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte hinder. [3] Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat de inzameling van het afval met een zijlader aan de rechterkant van het voertuig niet kan plaatsvinden volgens de bestaande rijrichting. Momenteel heeft het afvalbedrijf daarom een ontheffing om tegen de rijrichting in te rijden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat dit een ongewenste verkeerssituatie oplevert die leidt tot hinder. Daarbij heeft verweerder in redelijkheid erop gewezen dat auto’s, gelet op de aanzienlijke omvang van de vuilniswagen, mogelijk achteruit moeten rijden naar een vrije parkeerplek om de vuilniswagen te laten passeren. Door de rijrichting van het verkeer om te draaien kan de vuilniswagen op de juiste manier de straat in rijden en het afval op een goede en veilige manier ophalen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat onverwachte of onveilige ontmoetingen tussen de vuilniswagen en bewoners hiermee worden vermeden.
5.2.
Verder heeft verweerder bij de beoordeling betrokken dat de politie op het gebied van veiligheid geen zorgen heeft bij omdraaiing van de rijrichting en dat in het verkeerskundig adviesrapport staat dat er geen doorslaggevende argumenten zijn om de rijrichting al dan niet om te draaien. De omstandigheid dat de argumenten en bezwaren van eisers niet met het adviesbureau gedeeld zijn, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de bezwaren van eisers bewust niet met het adviesbureau zijn gedeeld om het onderzoek van het adviesbureau niet te beïnvloeden. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het adviesrapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is. De stelling van eisers dat in het adviesrapport niet blijkt dat het tegen de rijrichting in rijden door de vuilniswagen risico-verhogend is, is daartoe niet voldoende, omdat dit geen onderdeel is van het gevraagde advies en dat ook niet hoefde te zijn. Het advies gaat over de vraag of omdraaiing van de rijrichting verkeerskundige consequenties heeft. Dit is volgens het adviesrapport niet het geval. Verweerder heeft het adviesrapport daarom mogen betrekken in de besluitvorming. Eisers hebben de uitkomst van het adviesrapport onvoldoende weerlegd, bijvoorbeeld met een eigen verkeerskundig advies.
5.3.
Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verkeersbesluit strekt tot het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte hinder. Vervolgens ligt de vraag voor of de omdraaiing van de rijrichting leidt tot onevenredige gevolgen voor eisers. Gelet op de beoordelingsruimte die verweerder daarbij heeft, dient de bestuursrechter de door verweerder gemaakte belangenafweging terughoudend te toetsen.
5.4.
Zoals hiervoor is overwogen, hebben eisers de gestelde veiligheidsaspecten onvoldoende aannemelijk gemaakt. Deze aspecten kunnen dan ook niet leiden tot het oordeel dat het verkeersbesluit onevenredig is. De omstandigheid dat eisers nu mogelijk tien minuten achter de vuilniswagen aan moeten rijden heeft verweerder eveneens in redelijkheid minder zwaar mogen wegen dan de betrokken verkeersbelangen. Daarbij overweegt de rechtbank dat volgens eisers de vuilniswagen onder school- en werktijd komt en dat het aantal verkeersbewegingen op dat moment laag is. De kans dat eisers achter de vuilniswagen terecht komen, is dan ook niet groot.
5.5.
De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in bezwaar geen volledige heroverweging heeft gemaakt. De omstandigheid dat de bezwaren van eisers niet hebben geleid tot het door hen gewenste resultaat, maakt niet dat verweerder deze niet bij de beoordeling heeft betrokken. Ten aanzien van de bezwaren over de verkeersveiligheid heeft verweerder erop gewezen dat deze bezwaren niet worden ondersteund door het advies van de politie of het verkeerskundig adviesrapport. Ook op de stelling van eisers dat door het anders aanbieden van de containers het omdraaien van de rijrichting niet noodzakelijk zou zijn, heeft verweerder in het bestreden besluit gereageerd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Wegenverkeerswet 1994 (Wvw)
In artikel 2, eerste lid, staat dat de krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
het verzekeren van de veiligheid op de weg;
het beschermen van weggebruikers en passagiers;
het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
In het tweede lid staat dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
In artikel 21 staat dat de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval vermeldt welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Voetnoten

1.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1945.
2.Artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wvw.