ECLI:NL:RBDHA:2024:1110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
23_2170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlanderschap door langdurig verblijf in het buitenland en gevolgen voor paspoortaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar paspoortaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1960 en met zowel de Australische als de Nederlandse nationaliteit, heeft sinds 18 januari 2012 onafgebroken in Australië gewoond. De minister van Buitenlandse Zaken heeft haar paspoortaanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens de wet haar Nederlandse nationaliteit van rechtswege heeft verloren door meer dan tien jaar buiten het Koninkrijk der Nederlanden en de EU te wonen.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat haar persoonlijke omstandigheden niet zijn meegewogen en dat zij onterecht is geïnformeerd door een consulaire medewerker over de termijn voor haar paspoortaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de wet geen ruimte biedt voor het meewegen van persoonlijke omstandigheden bij de beoordeling van het Nederlanderschap en dat het vertrouwensbeginsel niet kan leiden tot het verkrijgen van het Nederlanderschap.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de minister de paspoortaanvraag van eiseres niet in behandeling had hoeven nemen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte regels rondom het verlies van het Nederlanderschap en de voorwaarden voor het aanvragen van een paspoort.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] (Australië), eiseres

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.T. van Mourik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar paspoortaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 november 2022 niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 2 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres via een geluidsverbinding en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is op [geboortedag] 1960 in [geboorteland] geboren. Bij haar geboorte verkreeg zij zowel de Australische nationaliteit als de Nederlandse nationaliteit. Op 18 januari 2012 is eiseres naar Australië geëmigreerd, waar ze sindsdien onafgebroken heeft gewoond.
2.1.
Op 17 oktober 2022 heeft eiseres een paspoort aangevraagd. Verweerder heeft de paspoortaanvraag niet in behandeling genomen omdat zij niet in het bezit is van het Nederlanderschap. Verweerder heeft overwogen dat eiseres de Nederlandse nationaliteit van rechtswege is verloren, doordat zij vanaf haar meerderjarigheid meer dan 10 jaar hoofdverblijf heeft gehad buiten het Koninkrijk der Nederlanden en buiten de EU, terwijl zij nog een andere nationaliteit had.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Verweerder heeft ten onrechte haar persoonlijke omstandigheden niet meegewogen. Kort samengevat wijst eiseres erop dat haar emigratie naar Australië in 2012 niet vrijwillig was en dat zij wil terugkeren naar Nederland omdat zij in Australië niet veilig is. Daarnaast heeft een medewerker van het consulaat-generaal in Sidney gezegd dat zij tot januari 2024 de tijd had om een Nederlands paspoort aan te vragen. Tot slot bevat het bestreden besluit een aantal fouten: de geboortedatum van haar vader is onjuist vermeld, zij is niet voor 18 januari 2012 al een keer naar Australië geëmigreerd en de aanduiding van haar moeder is niet volledig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Elke Nederlander heeft recht op een nationaal paspoort. [1] Een meerderjarige Nederlander die ook een andere nationaliteit bezit, verliest van rechtswege het Nederlanderschap als zij gedurende een ononderbroken periode van tien jaar hoofdverblijf heeft buiten het Koninkrijk en buiten de EU. [2]
Van Nederlanders mag daarbij, vanuit het oogpunt van eigen verantwoordelijkheid, worden verlangd dat zij zich adequaat laten voorlichten over de geldende regels met betrekking tot het behoud van het Nederlanderschap. [3]
4.1.
Niet ter discussie staat dat eiseres sinds 18 januari 2012, tien jaar zonder onderbreking in Australië heeft gewoond en dat zij daarom op 18 januari 2022 het Nederlanderschap is verloren. Daarmee ligt alleen de vraag voor of verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiseres moest meewegen bij zijn beslissing om de paspoortaanvraag niet in behandeling te nemen en of eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen.
4.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder haar persoonlijke omstandigheden had moeten meewegen. De wet schrijft namelijk voor dat alleen mensen met de Nederlandse nationaliteit een Nederlands paspoort kunnen aanvragen. [4] De wet laat verweerder daarbij geen ruimte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, hoe zwaar die ook op haar drukken.
4.3.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat zij een Nederlands paspoort had moeten krijgen, omdat een medewerker van het consulaat-generaal zou hebben gezegd dat zij tot januari 2024 de tijd had voor haar aanvraag. De rechtbank stelt voorop dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar deze mededeling is gedaan. Bovendien geldt volgens vaste rechtspraak dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen op grond van het vertrouwensbeginsel. [5] Dat betekent dat als al is aangetoond dat de medewerker van het consulaat-generaal dit zou hebben gezegd, dat er toch niet toe kan leiden dat eiseres het Nederlanderschap krijgt.
4.4.
Wat betreft de fouten in het bestreden besluit stelt de rechtbank tot slot vast dat verweerder heeft erkend dat de geboortedatum van de vader van eiseres en de datum van haar emigratie naar Australië onjuist zijn vermeld. Ter zitting is gebleken dat niet langer in geschil is dat dit twee verschrijvingen zijn. Verder heeft verweerder toegelicht dat de moeder van eiseres enkel is aangeduid om vast te kunnen stellen dat eiseres bij geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Deze verschrijvingen en de aanduiding van de moeder van eiseres maken het bestreden besluit niet onrechtmatig.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de paspoortaanvraag van eiseres niet in behandeling had hoeven nemen. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 9 van de Paspoortwet.
2.Artikel 15, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1270.
4.Artikel 9, eerste lid, van de Paspoortwet.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:802.