ECLI:NL:RBDHA:2024:1108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/09/658249 / FT RK 23/935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens onvoldoende goeder trouw en nakoming verplichtingen

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om zijn schulden te saneren. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 was de heer [verzoeker] niet verschenen, wat hem verhinderde om vragen van de rechtbank te beantwoorden. De rechtbank oordeelde dat de heer [verzoeker] niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de afgelopen drie jaar. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat hij in staat zou zijn om de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP na te komen. De rechtbank wees op het feit dat de heer [verzoeker] niet had gemeld dat hij over meerdere bankrekeningen beschikte, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnde. Daarnaast had hij een verleden als ZZP’er en ontving hij momenteel een Participatiewet-uitkering, maar er ontbraken verklaringen van hulpverleners die zijn psychische klachten en verslavingsproblematiek onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de heer [verzoeker] niet had aangetoond dat hij te goeder trouw was geweest bij het ontstaan van zijn schulden, en wees het verzoek tot toelating tot de WSNP af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/658249 / FT RK 23/935
uitspraakdatum: 1 februari 2024
[verzoeker] ,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 18 januari 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- [naam 1] , PLANgroep,
- [naam 2] , gemeente Alphen aan den Rijn,
- B.A. Brandjes , Brandjes Bewindvoering,
- S. van Rijswijk , Brandjes Bewindvoering,
- [naam 5] en [naam 6] namens de Belastingdienst.
1.3.
De heer [verzoeker] is opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
De heer [verzoeker] kan alleen worden toegelaten tot de WSNP als hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet. Een van de voorwaarden is dat aannemelijk moet zijn dat de heer [verzoeker] in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan dan wel het onbetaald laten van de schulden. Een andere voorwaarde is dat de heer [verzoeker] zijn uit de WSNP voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest, alsmede dat de heer [verzoeker] zijn uit de WSNP voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dit staat in het onderhavige geval aan toelating tot de WSNP in de weg. Dit wordt als volgt toegelicht.
2.2.
Ondanks dat hij bekend was met de zitting is de heer [verzoeker] niet verschenen. Hierdoor heeft hij de vragen van de rechtbank niet zelf kunnen beantwoorden. Tijdens de zitting is gebleken dat De heer [verzoeker] heeft nagelaten de schuldhulp-verlener te melden dat hij over een aantal bankrekeningen beschikt of beschikte. Dit maakt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de heer [verzoeker] in staat is de uit de WSNP voortvloeiende verplichtingen – waaronder de informatieplicht – na te komen.
2.3.
De heer [verzoeker] is tot 2022 als ZZP’er werkzaam geweest. Hij ontvangt momenteel een Participatiewet-uitkering. De heer [verzoeker] zou kampen met psychische klachten en is sinds maart 2023 volledig afgekeurd voor de duur van twee jaar. Uit het keuringsrapport d.d. 23 maart 2023 volgt dat behandeling voor zijn psychische klachten moet volgen. Een verklaring van een hulpverlener waaruit blijkt dat de heer [verzoeker] daadwerkelijk onder behandeling is voor zijn psychische klachten ontbreekt echter. Verder zou meneer [verzoeker] te kampen hebben gehad met verslavingsproblematiek. De schulphulpverlener heeft ter zitting verklaard dat de heer [verzoeker] heeft aangegeven dat deze verslaving inmiddels onder controle is. Dit wordt echter niet ondersteund door een verklaring van een hulpverlener van bijvoorbeeld Brijder. Ook dit alles maakt dat voor de rechtbank onvoldoende aannemelijk is geworden dat de heer [verzoeker] zijn uit de WSNP voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen.
2.4.
Uit de stukken blijkt dat de heer [verzoeker] tot 24 februari 2022 een eenmanszaak heeft gehad en dat hij over de jaren 2019 tot en met 2021 winst heeft behaald van respectievelijk € 52.514,-, € 49.687,- en € 43.777,-. De heer [verzoeker] heeft met zijn onderneming moeten stoppen omdat hij zijn rijbewijs is kwijtgeraakt. Een CJIB-overzicht met twee strafbeschikkingen en 20 WAHV-boetes is daarvoor illustratief. Bij gebrek aan feiten of omstandigheden die anderszins aantonen, gaat de rechtbank er van uit dat de (zakelijke) schulden van de heer [verzoeker] (mede) zijn veroorzaakt door het kwijtraken van zijn rijbewijs. Het had op de weg van de heer [verzoeker] gelegen om aannemelijk te maken dat hij desondanks ten aanzien van het ontstaan van die schulden te goeder trouw is geweest. Dat heeft hij echter niet gedaan.
2.5.
Uit het dossier en de inhoudelijke behandeling volgt dat de heer [verzoeker] schulden heeft laten ontstaan bij de Belastingdienst voor een totaalbedrag van
€ 44.081,-. Deze schulden zien met name terug op naheffingsaanslagen over de jaren 2021/2022. Daarnaast heeft de heer [verzoeker] aanzienlijke CJIB-schulden laten ontstaan van ruim € 11.000,-. De heer [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan van die schulden te goeder trouw is geweest.
2.6.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal op bovengemelde gronden worden afgewezen.
3. De beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
af.
Dit is een beslissing van , mr. R. Cats, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024 .
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.