ECLI:NL:RBDHA:2024:11039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/09/648273 / FA RK 23-3786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse geboorteakte en gezag bij hoogtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een Canadese geboorteakte en de vaststelling van het gezag over een kind dat is geboren uit hoogtechnologisch draagmoederschap. Verzoekers, een mannelijk paar, hebben sinds 2005 een affectieve relatie en wonen samen. Aangezien zij hun kinderwens niet op eigen kracht konden realiseren, hebben zij gekozen voor draagmoederschap. De draagmoeder, een Amerikaanse burger, heeft het kind, [kind 1], op [geboortedag] 2023 in Canada gebaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Canadese geboorteakte, waarin verzoekers als ouders zijn vermeld, van rechtswege in Nederland erkend kan worden. Dit is gebaseerd op de erkenningsregeling in het Nederlandse recht, die ook van toepassing is op buitenlandse rechtsfeiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strijdigheid is met de openbare orde en dat de erkenning van de geboorteakte en de bijbehorende familierechtelijke betrekkingen zorgvuldig zijn vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekers van rechtswege belast zijn met het gezag over [kind 1], aangezien zij vanaf de geboorte de ouders zijn van het kind. De rechtbank heeft de verzoeken van de wensouders toegewezen en verklaard dat de Canadese beslissing van de 'Superior Court of Justice' van 17 februari 2023, die het juridisch ouderschap van de draagmoeder en haar echtgenoot ontkent, ook in Nederland wordt erkend. Deze beschikking levert een brondocument op voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3786
Zaaknummer: C/09/648273
Datum beschikking: 6 juni 2024

Beschikking op het op 26 mei 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[naam 1] en [naam 2] ,

hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers of de wensouders dan wel afzonderlijk [naam 1] en [naam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.C. Bouma te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 26 juli 2023;
- de brief van verzoekers van 24 augustus 2023;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
25 augustus 2023, met als bijlage het rapport van de Raad met kenmerk
1-5QKLBAE;
- de brief van de ambtenaar van 10 oktober 2023.
Op 18 januari 2024 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers en hun advocaat. Namens de ambtenaar waren [naam 3] en J [naam 4] aanwezig. Namens de Raad was [naam 5] aanwezig.
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief van verzoekers van 23 januari 2024;
- de brief van de ambtenaar van 29 januari 2024.

Verzoek

Het verzoek – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de Canadese geboorteakte van [kind 1] (hierna: [kind 1] ), geboren op [geboortedag] 2023 te [plaats 1] , [streek] , Canada, waarop verzoekers als ouders worden vermeld van rechtswege in Nederland wordt erkend;
II. voor recht verklaart dat de beslissing van de “Superior Court of Justice”, [plaats 2] , [streek] , Canada, van 17 februari 2023, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [kind 1] en de draagmoeder en haar echtgenoot zijn beëindigd en de familierechtelijke betrekkingen tussen [kind 1] en verzoekers zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend;
III. voor recht verklaart dan wel verstaat dat verzoekers zijn belast met het gezag over [kind 1] .

Feiten

- Verzoekers, beiden van het mannelijk geslacht, hebben sinds augustus 2005 een affectieve relatie en wonen sinds 2009 samen.
- Verzoekers kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- De organisatie “Hope Springs Fertility”, [plaats 2] , [streek] , Canada, heeft verzoekers hierbij bijgestaan. Verzoekers zijn vervolgens in contact gekomen met een agency voor draagmoeders, Canadian Fertility Consultants, [streek] , Canada.
- De draagmoeder is [naam 6] (meisjesnaam: [naam 6] ). Zij is Amerikaans burger. Zij is gehuwd met [naam 7] . De draagmoeder en haar echtgenoot wonen in [streek] , Canada.
- Verzoekers zijn de ouders van [kind 2] . [kind 2] is geboren uit voornoemde draagmoeder. Bij beschikking van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank Amsterdam kort gezegd:
* het gezag van de draagmoeder beëindigd en [naam 1] belast met de uitoefening van het gezag over [kind 2] ;
* de adoptie door [naam 2] van [kind 2] uitgesproken;
* verstaan dat de familierechtelijke betrekking met de biologische vader, [naam 1] , in stand blijft;
* de geboortegegevens vastgesteld waarbij is gelast op de op te maken
geboorteakte een vermelding te plaatsen dat de “Superior Court of Justice”,
[plaats 2] , [streek] , Canada, het vaderschap van [naam 7] heeft
ontkend en het vaderschap van [naam 1] gerechtelijk is vastgesteld.
- De draagmoeder heeft zich bereid verklaard een tweede draagmoederschapstraject aan te gaan.
- Verzoekers en de draagmoeder met haar echtgenoot hebben een nieuwe draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, “surrogacy agreement” en deze in augustus 2021 ondertekend.
- De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [naam 2] en een eicel van een bekende eiceldonor. Dit blijkt uit de verklaring van de Medical Director van “Create Fertility Centre”, [plaats 2] , [streek] , Canada, van 28 december 2022.
- De naam van de eiceldonatrice is [donatrice] . Verzoekers en de eiceldonatrice hebben op 15 februari 2022 een “known ovum donation agreement” ondertekend. [donatrice] was in het traject van [kind 2] ook de eiceldonatrice. In dat traject werden verzoekers en de eiceldonatrice bijgestaan door de organisatie “Egg Helpers”, [streek] , Canada. In het traject van [kind 1] hebben verzoekers en de eiceldonatrice zelf de donorovereenkomst opgemaakt.
- Op [geboortedag] 2023 is uit de draagmoeder te [plaats 1] , [streek] , Canada, [kind 1] geboren. Op de op 9 februari 2023 opgemaakte en op 10 februari 2023 afgegeven geboorteakte staan de wensouders als de ouders van [kind 1] geregistreerd.
- Op 17 februari 2023 heeft de “Superior Court of Justice”, [plaats 2] , [streek] , Canada een “final order” gegeven:
“This court orders that:
1. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Applicant, [naam 1] is the father of the Child, namely [kind 1] , born on [geboortedag] , 2023 (hereinafter “the Child”), and that he will be recognized in law to be the father;
2. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Applicant, [naam 2] is the father of the Child, namely [kind 1] , born on [geboortedag] , 2023 (hereinafther “the Child”), and that he will be recognized in law to be the father;
3. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Respondent, [naam 6] is not the mother of the Child;
4. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Respondent, [naam 7] is not the father of the Child.”
- Bij deze procedure zijn door de wensouders en de draagmoeder en haar echtgenoot “Affidavits” ondertekend. De draagmoeder en haar echtgenoot verklaren hierin onder meer dat zij instemmen met een rechterlijke beslissing waarin wordt vastgesteld dat zij niet de moeder en vader zijn van [kind 1] en dat verzoekers de enige ouders van haar zijn.
- Op 22 mei 2023 heeft de draagmoeder een “declaration-court hearing” ondertekend. Zij verklaart hierin het volgende:

“That I have no objection against a court ruling, without a court hearing, on the request for sole custody of [kind 1] , as filed by [naam 2] , and the request for adoption, as filed by [naam 1] .”.

- Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit.
- [kind 1] is in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd met de Canadese nationaliteit.
- Verzoekers verzorgen [kind 1] sinds haar geboorte.
- De Raad heeft de rechtbank geadviseerd om – indien de andere verzoeken niet worden erkend – het verzoek tot adoptie van [kind 1] door verzoekers toe te wijzen.
- Uit een overgelegd DNA-onderzoek van AlphaBiolabs blijkt dat de “probability of paternity” van [naam 2] over [kind 1] 99,9999% is.

Beoordeling

Rechtsmacht
Nu verzoekers in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Positie draagmoeder
De draagmoeder en haar echtgenoot kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Zij zijn in eerste instantie dan ook door de rechtbank opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder en haar echtgenoot evenwel niet meer als belanghebbenden aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de ondertekende verklaring van de draagmoeder dat zij zich kan vinden in verzoeken die wensouders bij de rechtbank in Nederland hebben gedaan. De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
Verloop op de zitting
Op de zitting is met verzoekers en de ambtenaar gesproken over de (oorspronkelijk) ingediende verzoeken door verzoekers. Voor verzoekers is het van belang dat hun ouderschap in Nederland op een zo’n kort mogelijke termijn wordt erkend en geregistreerd. Gesproken is over de wijze van registratie en de mogelijkheid om tot erkenning van het juridisch ouderschap te komen met inschrijving hiervan in de BRP. Dit zonder een inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van [kind 1] in het register van de burgerlijke stand. Aan verzoekers is de gelegenheid geboden om binnen een week nog nadere stukken in te brengen en indien gewenst hun verzoeken aan te passen. De ambtenaar heeft vervolgens een week de tijd gekregen om hierop te reageren. Bij brief van 23 januari 2024 hebben verzoekers hun verzoeken aangepast, zoals hierboven opgenomen onder het kopje “verzoek”. Zij hebben hierbij benadrukt hun verzoeken te wijzigen om het risico van een eventueel hoger beroep te voorkomen. Verzoekers vinden het in het belang van [kind 1] dat de feitelijke situatie zo spoedig mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie. De ambtenaar heeft bij brief van 29 januari 2024 een reactie gegeven. De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen toewijzing van de gewijzigde verzoeken.
Verzoek onder I.: erkenning buitenlandse geboorteakte
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dat de Canadese geboorteakte van [kind 1] van rechtswege kan worden erkend in Nederland.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse geboorteakte voor erkenning in aanmerking komt, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader: toetsing Canadese geboorteakte
Voor de vraag of de Canadese geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank stelt vast dat voor [kind 1] een Canadese geboorteakte is opgemaakt, waarin de wensouders als ouders zijn opgenomen. Verzoekers hebben aangegeven dat na de geboorte vanuit het ziekenhuis direct de registratie van [kind 1] heeft plaatsgevonden en dat de Canadese advocaat namens alle partijen een formulier heeft ingevuld voor de definitieve geboorteaangifte. Op zitting hebben verzoekers nog toegelicht dat het in Canada niet gebruikelijk is dat de draagmoeder op de geboorteakte wordt geregistreerd. Met het oog op de wijze waarop in Nederland destijds werd geoordeeld in draagmoederschapstrajecten is in de draagmoederschapsovereenkomst (eerder ook in het traject van [kind 2] ) afgesproken dat de draagmoeder de geboorte zal laten registreren als de moeder. Dit om een geboorteakte te verkrijgen waarop de draagmoeder zou staan geregistreerd (welke akte in Nederland voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand vatbaar zou zijn). Van de afspraak in de draagmoederschapsovereenkomst is door de ontwikkelingen in de Nederlandse rechtspraak bij [kind 1] alsnog afgeweken. Conform de regelgeving in Canada is na de geboorte meteen een geboorteakte met de wensouders opgemaakt. De latere rechterlijke beslissing is een bevestiging van de juridische situatie naar Canadees recht.
De rechtbank stelt vast dat de Canadese geboorteakte in overeenstemming met de regelgeving van Canada is opgemaakt. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ten aanzien van deze Canadese geboorteakte gaat het om de vraag of erkenning van de uit de Canadese geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing aan de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap aan het oordeel van de rechtbank refereert.
Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het van rechtswege ontstaan van een familierechtelijke betrekking met de beide wensouders niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Van onverenigbaarheid met de openbare orde is immers slechts sprake in geval van strijdigheid met beginselen en waarden van juridische, sociale of morele aard die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend. Het feit dat naar het recht van Canada de wensouders als juridische ouders op de geboorteakte worden geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te beoordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in Canada hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Voor het traject van [kind 2] en [kind 1] hebben verzoekers afspraken gemaakt met dezelfde draagmoeder en eiceldonatrice. Hun namen en contactgegevens zijn bekend en zij hebben goed contact met beiden. In de overeenkomst met de eiceldonatrice is opgenomen dat partijen elkaar op de hoogte houden van hun contactgegevens, zodat [kind 1] in de toekomst als zij wil contact kan opnemen. Voor [kind 1] is haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.
De wensouders en de draagmoeder hebben daarnaast in Canada onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat. De draagmoeder heeft gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand en voor haar was eveneens medische zorg geregeld.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakte van [kind 1] van rechtswege in Nederland kan worden erkend. De rechtbank zal de verzochte verklaring voor recht op dit punt dan ook toewijzen.
Verzoek onder II: erkenning van de Canadese beslissing
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dat de Canadese beslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot het erkennen van een buitenlandse beslissing in Nederland is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader: toetsing Canadese beslissing
Ook voor de beoordeling of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Canadese beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld, wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank is gelet op de Canadese beslissing van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in Canada heeft plaatsgevonden en de draagmoeder met haar echtgenoot daar woonachtig zijn, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. Ook ten aanzien van de Canadese beslissing gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen.
Openbare orde exceptie
Uit dat wat hiervoor is overwogen, blijkt dat het afgelegde draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheidseisen is omkleed, dat de afstammingsrelatie voor [kind 1] herleidbaar is en dat hiermee voldoende voorzien is in het recht van het kind om haar afstamming te kennen zoals opgenomen in artikel 7 IVRK.
In de Canadese beslissing van 17 februari 2023 is op grond van de wetgeving van Canada het volgende vastgesteld:
“1. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Applicant, [naam 1] is the father of the Child, namely [kind 1] , born on [geboortedag] , 2023 (hereinafter “the Child”), and that he will be recognized in law to be the father;

2. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Applicant, [naam 2] is the father of the Child, namely [kind 1] , born on [geboortedag] , 2023 (hereinafther “the Child”), and that he will be recognized in law to be the father;

3. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Respondent, [naam 6] is not the mother of the Child;

4. Pursuant to Section 13 of the Children’s Law Reform Act, the Respondent, [naam 7] is not the father of the Child.”.

De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een “ontkenning van het moederschap” van de draagmoeder, een ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder en een bevestiging van het ouderschap van verzoekers over [kind 1] .
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij door erkenning van de buitenlandse geboorteakte en beslissing handelt naar dat wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de buitenlandse geboorteakte en beslissing wordt de juridische band van de wensouders met [kind 1] erkend.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Canadese beslissing in Nederland kan worden erkend. Ook de daarop gerichte verklaring voor recht wordt derhalve toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat deze beschikking een brondocument oplevert voor inschrijving in de BRP. Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [kind 1] in de BRP geregistreerd.
Verzoek onder III.: gezag
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dan wel te verstaan dat verzoekers zijn belast met het gezag over [kind 1] .
Rechtsmacht
De Nederlandse rechter is op grond van Nederlands recht bevoegd om te beoordelen of er van rechtswege ouderlijke verantwoordelijkheid van verzoekers over [kind 1] is ontstaan, omdat [kind 1] ten tijde van indiening van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Toepasselijk recht
Nederland is partij bij het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen 1996 (HKBV 1996). Canada is geen partij bij dat Verdrag. Op grond van het bepaalde in artikel 16 en 20 van het HKBV 1996 wordt het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind, ook als het daardoor aangewezen recht het recht is van een staat die niet een Verdragsluitende Staat is, zoals in dit geval Canada.
Gelet op de erkenning van de hierboven bedoelde Canadese geboorteakte en rechterlijke beslissing staat vast dat verzoekers reeds vanaf de geboorte de ouders zijn van [kind 1] . De vraag die moet worden beantwoord is of zij, door c.q. op het moment van de geboorte van [kind 1] van rechtswege met de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn belast. De rechtbank dient dus vast te stellen wat de gewone verblijfplaats van [kind 1] was ten tijde van haar geboorte.
Hoewel verzoekers, de ouders van [kind 1] , ten tijde van de geboorte van [kind 1] in Nederland woonden, is de rechtbank van oordeel dat de gewone verblijfplaats van [kind 1] op dat moment in Canada was. Naast haar fysieke aanwezigheid in Canada op het moment van haar geboorte, geldt immers dat het draagmoederschapstraject zich volledig in Canada heeft afgespeeld, zij geboren is uit een Canadese vrouw, haar ouders op dat moment ook in Canada waren en zij de eerste weken na haar geboorte ook in Canada is gebleven.
Omdat de gewone verblijfplaats van [kind 1] ten tijde van haar geboorte in Canada was, dient de vraag of verzoekers op het moment van de geboorte van [kind 1] van rechtswege met de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn belast te worden beantwoord naar Canadees recht.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de bepalingen in de Canadese Children’s Act valt op te maken dat de (beoogde) ouders naar Canadees recht de ouderlijke verantwoordelijkheid over het kind dragen (zoals ook in de draagmoederschapsovereenkomst is opgenomen). De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoekers bij de geboorte van [kind 1] van rechtswege zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] . Vanwege het bepaalde in artikel 16 lid 3 HKBV 1996 is dat gezag van verzoekers in stand gebleven na de wijziging van de gewone verblijfplaats van [kind 1] naar Nederland. De rechtbank zal het verzoek om voor recht te verklaren dat verzoekers zijn belast met het gezag over [kind 1] daarom toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Canadese geboorteakte met “Registration Number” 2023 009741, opgemaakt op 9 februari 2023 en afgegeven op 10 februari 2023 door de bevoegde instantie in [streek] , Canada, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften aldaar, inhoudende dat op [geboortedag] 2023 te [plaats 1] , [streek] , Canada, is geboren: [kind 1] , en op welke akte verzoekers [naam 1] en [naam 2] als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend;
*
verklaart voor recht dat de Canadese beslissing van de “Superior Court of Justice”, [plaats 2] , [streek] , Canada, van 17 februari 2023, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers [naam 1] en [naam 2] en het kind [kind 1] zijn bevestigd – in die zin dat het juridisch ouderschap van de draagmoeder en haar echtgenoot is ontkend en het juridisch ouderschap van [naam 1] en [naam 2] over [kind 1] is bevestigd – van rechtswege in Nederland wordt erkend;
*
verklaart voor recht dat verzoekers gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] ;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A. Emmens en K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2024.