ECLI:NL:RBDHA:2024:1103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
22_8296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag lokale media-instelling door het Commissariaat voor de Media

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024, met zaaknummer SGR 22/8296, wordt het beroep van Stichting Omroep Den Haag tegen de afwijzing van haar aanvraag voor aanwijzing als lokale media-instelling behandeld. De rechtbank oordeelt dat het Commissariaat voor de Media het voorkeursadvies van de gemeente Den Haag mocht volgen en de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. De afwijzing volgde op een besluit van 31 mei 2022 en een bestreden besluit van 24 november 2022, waarin verweerder bij de afwijzing van de aanvraag is gebleven. De rechtbank heeft op 28 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder en derde-partij, Stichting Stadsomroep Den Haag, aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de procedure die de gemeente Den Haag heeft gevolgd zorgvuldig is geweest. Eiseres stelde dat het besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er sprake was van vooringenomenheid, maar de rechtbank oordeelt dat er geen zwaarwegende redenen zijn om het voorkeursadvies van de gemeente te negeren. De rechtbank wijst erop dat de gemeenteraad goed zicht heeft op welke instelling het beste kan functioneren als lokale publieke media-instelling en dat verweerder terughoudend moet zijn in het afwijken van dit advies.

De rechtbank oordeelt verder dat de stellingen van eiseres over belangenverstrengeling en de rol van de bemiddelaar niet opgaan. De rechtbank stelt vast dat de bemiddelaar vooraf bekend was bij alle partijen en dat er geen bewijs is dat de procedure niet transparant was. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar zienswijze niet in overweging is genomen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiseres niet wordt gehonoreerd en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8296

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

Stichting Omroep Den Haag, uit Den Haag, eiseres

(gemachtigde: S. van der Velden),
en

het Commissariaat voor de Media, verweerder

(gemachtigden: mr. M.M. van den Boogaard en mr. J.W. Goossen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Stadsomroep Den Haag,

(gemachtigde: mr. J.J. van Vegchel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres [naam 1] en de gemachtigde deelgenomen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Namens derde-partij zijn [naam 2] en [naam 3] verschenen. De gemachtigde van derde-partij heeft deelgenomen via een beeldverbinding.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Voor de verzorging van het publieke media-aanbod in Nederlandse gemeenten wijst verweerder lokale media-instellingen aan. Voor elke gemeente kan maar één instelling worden aangewezen. Derde-partij was tot 26 februari 2022 aangewezen als lokale publieke media-instelling in de gemeente Den Haag. Derde-partij heeft een aanvraag bij verweerder ingediend om opnieuw te worden aangewezen. Eiseres heeft ook een aanvraag ingediend om te worden aangewezen in de gemeente Den Haag. Verweerder heeft de aanvragen doorgestuurd voor advies naar de gemeenteraad van de gemeente Den Haag. [1] Verweerder heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag verzocht om het samengaan van de aanvragende partijen te bevorderen, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. [2] Het is niet gelukt om een samengaan tussen de aanvragende partijen te realiseren. De gemeenteraad heeft vervolgens verweerder geadviseerd derde-partij voor de komende vijf jaren aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Den Haag. Verweerder heeft het advies gevolgd. Hij heeft de aanwijzingsaanvraag van eiseres afgewezen en derde-partij als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Den Haag aangewezen. Dit besluit heeft verweerder in bezwaar gehandhaafd.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen is. Het advies van de gemeente Den Haag is vooringenomen. De criteria werden pas duidelijk op het moment dat de aanvraag al volledig was ingediend bij verweerder. Eiseres heeft hierdoor geen eerlijke kans gekregen. Mogelijk was sprake van belangenverstrengeling, omdat het advies en de overgang vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden en de politieke partijen een groot deel van het budget hadden besteed aan zendtijd bij de huidige lokale omroep. De bemiddelaar die was aangesteld door de gemeente Den Haag inzake het samengaan was bovendien bevooroordeeld, omdat hij nauwe betrekkingen heeft met de regionale Omroep West. Omroep West heeft zelf ook nauwe betrekkingen met derde-partij. Ook waren en zijn er contacten tussen de bemiddelaar en derde-partij. Ten onrechte heeft verweerder de aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld en is hij alleen maar op het voorkeursadvies ingegaan. Verweerder lijkt geen van de punten die eiseres heeft benoemd in de zienswijze in overweging te hebben genomen. Derde-partij zou niet in aanmerking mogen komen voor de licentie, omdat zij in strijd handelt met wet- en regelgeving. Er is ten onrechte geen sprake van handhaving en toetsing door verweerder op dit punt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt eerst de stelling van derde-partij dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Derde-partij heeft erop gewezen dat de machtiging om beroep in te stellen is afgegeven door de voorzitter van eiseres als enig bestuurslid, terwijl het bestuur op grond van de statuten van eiseres moet bestaan uit tenminste twee leden. [3] De volmacht is volgens derde-partij dus niet rechtmatig verstrekt. De rechtbank stelt vast dat de statuten van eiseres de mogelijkheid openhouden dat er tijdelijk één bestuurslid is. In de statuten staat dat, mochten in het bestuur om welke reden dan ook een of meer leden ontbreken, het overblijvende bestuurslid een wettig bestuur vormt. [4] De voorzitter was daarom bevoegd om een volmacht af te geven om het beroep in te stellen. Het beroep is ontvankelijk.
6. De rechtbank beoordeelt vervolgens het besluit van verweerder om het voorkeursadvies van de gemeente Den Haag te volgen en de aanvraag van eiseres af te wijzen. De rechtbank overweegt dat verweerder zich ervan moet vergewissen dat het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan het advies van de gemeenteraad op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. [5] Verweerder heeft toegelicht dat hij, gelet op de wetsgeschiedenis, de jurisprudentie en de democratische legitimatie van de gemeenteraad, enige terughoudendheid toepast bij beantwoording van de vraag welke instelling de voorkeur dient te krijgen. De gemeenteraad heeft namelijk goed zicht op welke instelling naar verwachting de functie van publieke media-instelling in de desbetreffende gemeente het beste kan uitoefenen. Voor zover verweerder geen zwaarwichtige redenen ziet om hiervan af te wijken, is het bestendig beleid om het voorkeursadvies te volgen. De rechtbank acht dit niet onjuist of onredelijk.
7. De rechtbank is van oordeel dat de door de gemeente Den Haag gevolgde procedure en de advisering zorgvuldig zijn geweest en ziet geen grond voor het oordeel dat er sprake was van vooringenomenheid van de gemeente Den Haag. Er is geen reden om aan te nemen dat het college zich meer had moeten inspannen om het samengaan van de betrokken instellingen te bevorderen. De wet stelt geen minimum eisen aan het aantal gesprekken of de inspanning die door het college van burgemeester en wethouders verricht moet worden. Uit het verslag van de bemiddelaar blijkt dat de mogelijkheid van samenwerken en samengaan voldoende is besproken. De stelling dat de bemiddelaar bevooroordeeld was, slaagt niet. Verweerder heeft toegelicht dat de bemiddelaar vooraf bekend is gemaakt aan eiseres en derde-partij en dat zij beiden hebben ingestemd met de aanstelling van deze persoon. Eiseres had op dat moment op de hoogte kunnen zijn van de achtergrond van de bemiddelaar, bijvoorbeeld door achtergrondinformatie over de bemiddelaar op internet op te zoeken. Bovendien betekent het feit dat de bemiddelaar banden had met Omroep West niet dat hij de gesprekken niet zou kunnen leiden. Daarnaast hebben eiseres en derde-partij gelijke kansen gekregen om mee te dingen naar de aanwijzing en was de procedure transparant. Aan eiseres en derde-partij zijn in een e-mailbericht van 16 september 2021 de toetsingscriteria kenbaar gemaakt. De stelling van eiseres dat het niet duidelijk was dat aan die criteria getoetst zou worden, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft in gesprekken met de gemeente Den Haag voldoende mogelijkheden gehad om de toetsingscriteria te bespreken. Eiseres heeft ook niet aangegeven hoe zij haar aanvraag anders had willen onderbouwen.
8. De rechtbank vindt het voorkeursadvies van de gemeente Den Haag verder voldoende onderbouwd. De gemeenteraad heeft het voorstel van het college van burgemeester en wethouders gevolgd. Het college van burgemeester en wethouders heeft gekeken naar de ingediende beleidsplannen en de toelichting op de plannen die daarop gegeven is en heeft op basis hiervan een afweging gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders heeft onder meer overwogen dat niet duidelijk is of de ambitie die eiseres heeft verwoord in haar beknopte beleidsplan realistisch is met het beschikbare budget en dat concrete samenwerking met andere omroepen en lokale mediamakers ontbreekt in het beleidsplan.
9. De stelling van eiseres dat derde-partij de Mediawet overtreedt, wat daar verder ook van zij, leidt evenmin tot het oordeel dat verweerder het voorkeursadvies niet had mogen volgen. Verweerder heeft toegelicht dat het voldoen aan de wet- en regelgeving geen aspect is waaraan in het kader van de zorgvuldigheid moet worden getoetst bij het nemen van een aanwijzingsbesluit. Het toezicht op lokale publieke media instellingen vindt achteraf plaats en dient als een losstaande procedure te worden aangemerkt. Alleen als het gaat om situaties waarvan op voorhand niet aannemelijk is dat de instelling de overtreding nog kan beëindigen, zou dat voor verweerder reden kunnen zijn om van een zorgvuldig en voldoende gemotiveerd voorkeursadvies af te wijken en deze instelling geen aanwijzing te verlenen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een (zeer waarschijnlijk) op handen zijnde faillissement van de aan te wijzen media-instelling of om gebreken die aan de organisatiestructuur kleven en die niet voor herstel vatbaar zijn, en daarmee raken aan de basis en het bestaansrecht van de instelling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze vaste gedragslijn mocht volgen. De door eiseres gestelde gebreken zijn niet van dien aard dat die ertoe zouden leiden dat derde-partij niet meer in staat zou zijn om de publieke mediaopdracht uit te voeren of dat die raken aan de basis en het bestaansrecht van derde-partij. Overigens heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiseres tegen derde-partij met een besluit van 28 september 2023 afgewezen. Verweerder heeft in dat besluit onder meer geconcludeerd dat de samenwerking tussen derde-partij en Omroep West op dit moment past binnen de kaders van de Mediawet.
10. Omdat het voorkeursadvies van de gemeente Den Haag zorgvuldig tot stand is gekomen en er voor verweerder geen zwaarwegende redenen waren om van het voorkeursadvies af te wijken, mocht verweerder in redelijkheid de aanvraag van eiseres afwijzen. De stelling van eiseres dat verweerder haar zienswijze niet in overweging heeft genomen volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft de zienswijze van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft niet onderbouwd op welke punten haar zienswijze niet is meegewogen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder heeft kunnen besluiten eiseres niet als lokale media-instelling in de gemeente Den Haag aan te wijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Mediawet 2008
Artikel 2.61
1. Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.
2. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:
a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;
b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en
c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
3. Aanwijzing geschiedt nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet..
Artikel 2.63
1. Als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet, bevordert het college van burgemeester en wethouders voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is het samengaan van die instellingen.
2. Er kan per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet.
2.Op grond van artikel 2.63, eerste lid, van de Mediawet.
3.Artikel 6, eerste lid, van de statuten van eiseres.
4.Artikel 6, zesde lid, van de statuten van eiseres.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:650.