ECLI:NL:RBDHA:2024:11020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en procesbelang in Dublinprocedure

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft op 3 mei 2024 besloten de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Eiser heeft op 4 mei 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser zich in Duitsland bevindt en daar een asielprocedure doorloopt. De rechtbank stelt vast dat eiser geen actueel en reëel belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij tegelijkertijd een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend. De rechtbank wijst erop dat het procesbelang vervalt als hetgeen wat eiser verlangt niet meer nodig is of niet meer kan worden bereikt. De rechtbank concludeert dat de wens van eiser om een uitspraak van de Nederlandse rechter te krijgen niet verenigbaar is met zijn keuze om in Duitsland een asielaanvraag in te dienen.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19490

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft op 3 mei 2024 besloten de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
1.1.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser op 4 mei 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser op diezelfde datum de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Uit rechtspraak volgt dat een vreemdeling belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep door de rechter als uit recente informatie van zijn gemachtigde blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over de procedure. Dit is alleen anders als er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een verblijf van de vreemdeling in het buitenland. [1] Daarnaast is van belang het algemene beginsel dat het procesbelang komt te vervallen als datgene wat eiser verlangt niet meer nodig is of niet meer kan worden bereikt.
4. Verweerder heeft op 25 juni 2024 de rechtbank bericht dat eiser zich in Duitsland bevindt. Verder blijkt uit de reactie van de Duitse autoriteiten van 3 januari 2024 op het terugnameverzoek dat eiser al vanaf 12 december 2023 in Duitsland verblijft en een (verdere) Dublinprocedure volgens hen niet nodig is. Ter zitting is door verweerder verklaard dat in Duitsland een asielaanvraag van eiser in behandeling is. Uit het dossier blijkt dat verweerder op verzoek van het Bundesamt für Migration und Flüchtlinge op 24 mei 2024 identiteitsdocumenten van eiser heeft toegezonden. Daarom dient de rechtbank allereerst ambtshalve de vraag te beantwoorden of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Als eiser geen procesbelang heeft, dan beoordeelt de rechtbank de zaak niet inhoudelijk.
4.1
De gemachtigde van eiser stelt dat eiser weliswaar in Duitsland is, maar eiser en gemachtigde hebben nog wel contact met elkaar. In dat contact heeft eiser aangegeven dat hij een uitspraak wil van de Nederlandse rechter in deze procedure. De gemachtigde is niet bekend met de precieze verblijfplaats van eiser in Duitsland. De enkele omstandigheid dat eiser niet meer in Nederland is, leidt niet tot de conclusie dat hij geen belang meer kan hebben bij de beoordeling in beroep van het overdrachtsbesluit. Op grond van artikel 29, derde lid, van de Dublinverordening kan eiser immers worden teruggehaald als zou worden vastgesteld dat het overdrachtsbesluit niet rechtmatig is.
4.2
Eiser wil volgens zijn gemachtigde nog steeds een oordeel van de rechter over het bestreden besluit. Die wens is echter niet te verenigen met de keuze van eiser om tegelijkertijd in Duitsland een asielaanvraag in te dienen. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank een concreet aanknopingspunt dat eiser niet langer internationale bescherming van Nederland zoekt. Een andere uitkomst verdraagt zich ook niet met de bedoeling van de Europese wetgever om forumshoppen te voorkomen. [2] Daarom heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
2.Hof van Justitie van 21 december 2011, EU:C:2011:865, punt 79.