ECLI:NL:RBDHA:2024:11018
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiser 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiser 2. De aanvraag werd op 18 januari 2023 ingediend en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn op 1 augustus 2023 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eisers hebben op 22 maart 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was, omdat er meer dan twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling van de minister op 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan eisers gezamenlijk € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft de proceskosten voor de eisers vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.