ECLI:NL:RBDHA:2024:11016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen een besluit te nemen. Eisers hebben op 16 september 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister heeft pas op 14 oktober 2022 de ontvangst bevestigd en de beslistermijn vervolgens met drie maanden verlengd. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 12 april 2023 een besluit had moeten nemen, wat niet is gebeurd. Eisers hebben de minister op 17 april 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en hebben op 2 mei 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister een termijn van zestien weken moet krijgen om alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Ook is vastgesteld dat de minister aan eisers gezamenlijk € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen moet betalen, en is de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 15 juli 2024.