ECLI:NL:RBDHA:2024:11003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.27719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortdurende maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduring van een maatregel van bewaring tegen een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was op 15 mei 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er voldoende zicht op uitzetting was, gezien de geplande presentatie bij de Algerijnse autoriteiten op 24 juli 2024. Eiser heeft in zijn reactie op de voortgangsrapportage aangegeven dat er geen reden was om te betwijfelen dat verweerder voortvarend handelde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en heeft het beroep ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27719

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 mei 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 11 juli 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 mei 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 29 mei 2024.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn reactie op de voortgangsrapportage heeft meegedeeld dat niet kan worden betoogd dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser heeft gewerkt en dat evenmin kan worden betoogd dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Dit gelet op de gevoerde vertrekgesprekken en de omstandigheid dat er een presentatie in persoon is gepland bij de Algerijnse autoriteiten op 24 juli 2024.
5. De rechtbank ziet in de door verweerder verstrekte gegevens geen grond om ambtshalve tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet (langer) is voldaan.
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.