ECLI:NL:RBDHA:2024:10979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
NL24.22590 en NL24.22591
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Nigeriaanse homoseksuele man en de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1975, heeft op 24 april 2022 asiel aangevraagd in Nederland, na te zijn gevlucht vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 23 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 24 juni 2024, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig is, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zijn jonge leeftijd tijdens de ontdekking van zijn geaardheid, en de culturele context. Eiser heeft verklaard dat hij in januari 2020 betrapt werd met zijn vriend, wat leidde tot zijn vlucht. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig, omdat hij onvoldoende persoonlijke en gedetailleerde informatie heeft verstrekt over zijn relaties en ervaringen. De rechtbank concludeert dat verweerder de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gemotiveerd en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.22590 (beroep)
NL24.22591 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 24 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 24 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van afmelding niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is geboren op [datum] 1975 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser stelt Nigeria te hebben verlaten met een Duits visum. Hij is toen naar Nederland gereisd. Eiser heeft vanaf 20 februari 2020 tot de indiening van zijn asielaanvraag op 24 april 2022 illegaal in Nederland verbleven.
2.1.
Aan zijn asielaanvraag legt eiser, samengevat, ten grondslag dat hij homoseksueel is. Hij is in januari 2020 betrapt met zijn toenmalige vriend. Hij is toen gevlucht. Eiser vreest bij terugkeer voor de Nigeriaanse autoriteiten en voor de mensen die op de hoogte zijn van zijn seksuele geaardheid.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
3.1.
Het eerste element acht verweerder geloofwaardig. Het tweede element acht verweerder daarentegen ongeloofwaardig omdat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft dit niet gecompenseerd met zijn verklaringen over de (liefdes)relaties die hij zou hebben gehad. Deze verklaringen zijn summier en weinig persoonlijk. Verder heeft eiser geen kennis over LHBTI belangenorganisaties, homovriendelijke locaties in Lagos en/of recente gebeurtenissen rondom dit thema in Nigeria. Ook weet eiser niet veel over LHBTI belangenorganisaties in Nederland. De verklaringen van eiser over hoe hij in Nederland persoonlijk zijn homoseksuele geaardheid beleeft en het verschil hierin met zijn land van herkomst zijn oppervlakkig. Verder stelt verweerder dat de verklaringen van eiser over de aanleiding tot zijn vlucht, de betrapping met zijn vriend in januari 2020, niet geloofwaardig zijn. Hier komt bij dat eiser ruim twee jaar onrechtmatig in Nederland heeft verbleven. Dat doet twijfelen aan de oprechtheid van zijn asielaanvraag. De asielaanvraag van eiser is door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de leeftijd, het intelligentieniveau en de culturele achtergrond van eiser?
5. Eiser voert aan dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het feit dat eiser heeft geleerd om ruim 30 jaar niet te praten over zijn homoseksuele geaardheid. Er is niet inzichtelijk gemotiveerd door verweerder waarom gelet op dit referentiekader eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens. Verder heeft verweerder het referentiekader niet kenbaar betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas. [2] Ook voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen rekening houdt met de eisers jeugdige leeftijd bij de ontdekking van zijn homoseksualiteit. Verweerder heeft in het bestreden besluit benoemd dat er geen grootse en diepgaande reflecties van eiser worden verwacht maar wel iets van persoonlijk inzicht. Eiser stelt dat dit geen motivering is van hoe er rekening is gehouden met de jeugdige leeftijd van eiser in combinatie met zijn culturele achtergrond en intelligentieniveau.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de motivering van het voornemen en het bestreden besluit naar voren komt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader en zijn jonge leeftijd tijdens de ontdekking van zijn geaardheid.
Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt.
5.2 Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit aangegeven dat van eiser geen grootse en diepgaande reflecties worden verwacht over zijn ontdekking en beleving van zijn homoseksuele geaardheid op jonge leeftijd. Ook weegt verweerder eisers verklaringen over de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid en zijn eerste relatie met [naam 1] minder zwaar mee omdat eiser toen pas 13 jaar oud was. Verder wijst verweerder er niet ten onrechte op dat eiser niet alleen summier en weinig persoonlijk heeft verklaard over de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid, maar ook over zijn ervaringen en beleving hiervan in eisers volwassen leven. Eiser heeft bijvoorbeeld over zijn langdurige relatie met [naam 2] zowel feitelijk als op gevoelsniveau summier verklaard. Het is niet aannemelijk dat eiser niet meer weet te verklaren over [naam 2] . Zo weet eiser bijvoorbeeld niet de naam van de ex-partner van [naam 2] of de namen van zijn kinderen. Ook heeft verweerder kunnen vinden dat eiser summier en weinig persoonlijk verklaart over hoe zij de relatie vorm hebben gegeven en wat [naam 2] zo speciaal maakte. Dit wekt bevreemding omdat eiser heeft verklaard dat zij meer dan 20 jaar samen zouden zijn geweest.
5.3.
Verder heeft eiser onvoldoende onderbouwd in welk opzicht verweerder in de besluitvorming geen rekening heeft gehouden met eisers culturele achtergrond en intelligentieniveau. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser in het nader gehoor in algemene bewoordingen blijft steken over zijn gevoelens, terwijl juist de culturele context van eiser bepaalde gedachtes en gevoelens zou moeten oproepen omdat zijn homoseksuele geaardheid niet door eisers omgeving werd geaccepteerd.
Heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt?
6.1
Uit het bovenstaande volgt al dat verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid en (liefdes)relaties niet aannemelijk heeft gemaakt. Hetgeen verweerder eiser in dit verband verder nog heeft tegengeworpen behoeft geen bespreking meer.
6.2
Daarnaast heeft eiser de ongeloofwaardigheid van die verklaringen niet kunnen compenseren met kennis over LHBTI organisaties in Nigeria en in Nederland. Eiser heeft hier niets over kunnen verklaren, terwijl verweerder dit wel van hem mocht verwachten omdat er in Nigeria een groot aantal lhbtiq+ organisaties actief zijn en niet gebleken is dat eiser gedurende zijn driejarig verblijf in Nederland niet in contact heeft kunnen komen met LHBTI-organisaties in Nederland, ondanks de fysieke beperkingen als gevolg van de coronacrisis. [3]
6.3
Ook heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat ondanks dat hij al enige tijd in Nederland verblijft, hij met zijn verklaringen weinig inzicht geeft in wat het persoonlijk voor hem betekent om in Nederland te zijn. Ook maakt de door eiser overgelegde ondersteuningsverklaring van ‘LGBT Asylum support’ eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig. Dit al omdat de inhoud van deze verklaring afwijkt van wat eiser zelf heeft verklaard tijdens het nader gehoor. In de ondersteuningsverklaring staat namelijk beschreven dat eiser zich slecht voelt omdat hij geen vrij man is en niet kan zijn wie hij wil zijn, terwijl eiser tijdens het nader gehoor juist heeft verklaard dat hij zich gelukkig voelt in Nederland, zich niet hoeft te verstoppen en dat hij rust heeft.
6.4
Verweerder heeft bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid ook de problemen betrokken die hij ten gevolge daarvan in Nigeria zou hebben gehad. Die problemen zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht en in het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder dat standpunt ook gemotiveerd. Eiser heeft daartegen geen gronden aangevoerd.
6.5
Op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eisers stelling dat verweerder het algemeen ambtsbericht over Nigeria onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken, leidt voor de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dit al omdat de informatie die eiser uit dat ambtsbericht naar voren heeft gebracht vooral ziet op de problemen waarmee lhbtiq+-personen in Nigeria dagelijks te maken kunnen krijgen, maar de problemen die eiser er zelf zou hebben gehad niet geloofwaardig zijn bevonden en eiser daar geen gronden tegen heeft aangevoerd.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
8. Gezien deze uitspraak op het beroep, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat is gebaseerd op artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, Vw.
2.Dat diende verweerder wel te doen volgens de uitspraak van 26 april 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
3.Dit volgt uit het algemeen ambtsbericht van Nigeria van januari 2023, p.59,60 en 61.