ECLI:NL:RBDHA:2024:10977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24178 en NL24.24509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een minderjarige Turkse vreemdeling met familieproblemen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een minderjarige Turkse vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2007, diende op 12 september 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 4 juni 2024 werd afgewezen. De rechtbank behandelt de beroepen op 2 juli 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is, omdat de gestelde problemen met zijn familie in Turkije ongeloofwaardig worden geacht. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn relaas en de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er adequate opvang voor eiser in Turkije is, gezien het feit dat hij nog contact heeft met zijn ouders. De rechtbank wijst erop dat verweerder de minderjarigheid van eiser in de besluitvorming heeft betrokken, maar dat eiser zelf ook navraag had moeten doen over de gebeurtenissen die hebben geleid tot zijn vertrek uit Turkije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24178 en NL24.24509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.M. Hagg),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Turkse nationaliteit en is geboren op [datum] 2007. Hij heeft op 12 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. In een aanvullend besluit van 5 juni 2024 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en geoordeeld dat eiser geen verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen krijgt (de zogenaamde buitenschuldvergunning) omdat er voor eiser in Turkije adequate opvang aanwezig is. Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 juli 2024 op zitting gevoegd behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, M. Erbek als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen, heeft kunnen beslissen dat eiser niet in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning en een terugkeerbesluit heeft kunnen uitvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen. De rechtbank doet dit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft, kort weergegeven, het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. In 2017 heeft de broer van eiser, [naam 1] , een ver familielid, [naam 2] , geholpen om te vluchten van haar echtgenoot. Uiteindelijk is [naam 2] door haar eigen vader vermoord. Vanwege deze hulp wordt de broer van eiser gezocht door de familie [achternaam 1] . Ongeveer vier maanden voor het vertrek van eiser is zijn broer gevlucht. Omdat zijn broer gevlucht was, is eiser benaderd en mishandeld door een familielid en een vriend. Zij wilden weten waar eisers broer was. Toen eiser dat niet kon vertellen, hebben zij hem geschopt en geslagen. Hierop is eiser naar huis gerend en heeft het aan zijn ouders verteld. Zijn ouders zijn hier erg van geschrokken en hebben hem de volgende dag naar Nederland laten gaan.
Het bestreden besluit van 4 juni 2024
4.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] . Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende afzonderlijke relevante elementen onderscheiden:
Nationaliteit en herkomst;
Problemen met de familie [achternaam 1] .
4.2.
Verweerder gelooft eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, maar acht de gestelde problemen met de familie [achternaam 1] ongeloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiser summier verklaard over wat hem is overkomen. Verweerder volgt eiser dat hij weinig kan vertellen over de gebeurtenissen in 2017, maar verweerder werpt eiser wel tegen dat hij geen navraag heeft gedaan bij zijn ouders of broer over deze gebeurtenissen. Vooral omdat deze gebeurtenissen uiteindelijk ook tot eisers vertrek hebben geleid. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over de mannen die hem mishandeld zouden hebben. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat een van de mannen een ver familielid is dat hij wel vaker heeft gezien. Dan is het bevreemdingwekkend dat eiser niet meer over hem kan verklaren. Ook kan eiser geen duiding geven wanneer hij is aangevallen. Verder heeft verweerder aangevoerd dat eiser geen bewijs heeft overgelegd van de aangifte die zijn ouders volgens hem hebben gedaan. Ten aanzien van de overgelegde stukken overweegt verweerder dat deze het asielrelaas van eiser onvoldoende ondersteunen. Zo blijkt uit de overgelegde stamboom niet dat eiser familie is van [naam 2] , het meisje dat door zijn broer is geholpen. Ook de gestelde familieband met [naam 3] wordt niet door de stamboom onderbouwd. Verder zijn er discrepanties tussen het door eiser overgelegde krantenartikel over de dood van [naam 2] en de versie van eiser daarover. Eiser heeft hier geen verklaring voor gegeven. Tot slot heeft verweerder overwogen dat ook de verklaring van eisers vader onvoldoende is om zijn relaas te ondersteunen. Zo blijft zijn vader vaag over welke bedreigingen er precies zijn geuit. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op een onmenselijke behandeling loopt.
4.3.
Omdat er nog nader onderzoek moet worden gedaan naar de vraag of er in Turkije voor eiser adequate opvang is, heeft verweerder in het besluit van 4 juni 2024 nog geen terugkeerbesluit aan eiser opgelegd.
Het bestreden besluit van 5 juni 2024
5. In het bestreden besluit van 5 juni 2024 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij nader inzien geen nader onderzoek hoeft te worden opgestart naar de aanwezigheid van adequate opvang in Turkije. Uit de verklaringen van eiser is gebleken dat eiser altijd is verzorgd door zijn ouders en dat zij allebei nog in leven zijn. Ook heeft eiser verklaard dat hij nog contact heeft met zijn ouders. Hierdoor is sprake van adequate opvang in Turkije in de vorm van de ouders van eiser. Verweerder heeft hierbij ook meegewogen dat het in het belang van eiser is dat hij wordt herenigd met zijn ouders.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de leeftijd van eiser?
6.1.
Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met zijn leeftijd. Verweerder heeft zijn minderjarigheid niet kenbaar betrokken bij de besluitvorming. Ook stelt eiser dat verweerder op punten meer had moeten doorvragen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het uiterlijk van de mannen die hem hebben aangevallen en de datum waarop het incident heeft plaatsgevonden. Eiser heeft hierbij gewezen op artikel 16 van de Procedurerichtlijn [2] en artikel 3.113 van het Vb. [3]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de minderjarigheid van eiser wel kenbaar heeft betrokken bij de besluitvorming. Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat gelet op eisers minderjarigheid niet aan hem is tegengeworpen dat hij niet veel kan vertellen over de gebeurtenissen in 2017. De rechtbank kan dit volgen. Dit neemt echter niet weg dat van eiser verwacht mag worden dat hij na de gebeurtenis in 2023 die heeft geleid tot zijn vertrek, alsnog navraag doet over de gebeurtenissen in 2017. Immers, deze gebeurtenissen zijn de aanleiding voor de bedreigingen in 2023.
6.3.
Over de stelling van eiser dat verweerder meer had moeten doorvragen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat een vreemdeling in het nader gehoor in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventuele ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. [4] De stelling van verweerder ter zitting dat een hoormedewerker hier niet mee bezig is, volgt de rechtbank dan ook niet. Dit betekent echter niet dat eiser in het nader gehoor met elke tegenstrijdigheid of summiere verklaring geconfronteerd hoeft te worden. Daarbij is van belang dat het in eerste instantie aan eiser is om consistente, gedetailleerde en specifieke verklaringen af te leggen over zijn asielrelaas en aan verweerder om eiser hiertoe voldoende ruimte te bieden. Verweerder dient hierbij ook rekening te houden met eisers leeftijd. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder eiser deze ruimte niet heeft geboden of bij de vraagstelling onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers leeftijd. Verweerder heeft op meerdere punten doorgevraagd als eiser onvoldoende specifieke antwoorden gaf. Ook kwam verweerder in meerdere gevallen later nog op een punt terug. Zo vraagt verweerder meerdere keren in het gehoor: “
Hoe komt het dat je dat niet weet?”als eiser vage antwoorden geeft. Verweerder heeft inderdaad niet doorgevraagd op het punt van het uiterlijk van de mannen die eiser hebben aangevallen. Dit had wel voor de hand gelegen gelet op het summiere antwoord dat eiser hierop gaf, namelijk
‘Zwarte haren. Zoals mensen met zwarte haren eruitzien, met zwarte wenkbrauwen enzo’. Eisers stelling dat verweerder ook niet heeft doorgevraagd over de datum waarop de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, volgt de rechtbank niet. Zo heeft verweerder door middel van andere vraagstelling geprobeerd meer informatie te achterhalen over het moment van het incident. Verweerder vraagt bijvoorbeeld aan eiser:
“Je zegt dat je de datum niet weet. Weet je nog op welke dag van de week dat was?”. Hieruit volgt dat verweerder heeft doorgevraagd naar de datum van het incident. Naar het oordeel van de rechtbank kan het enkele niet doorvragen over het uiterlijk niet leiden tot het slagen van eisers beroepsgrond. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt immers dat eiser in het nader gehoor in voldoende mate is geconfronteerd met tegenstrijdigheden en vaagheden in zijn verklaringen die hem in het bestreden besluit zijn tegengeworpen, is hij op diverse onderdelen nader bevraagd door verweerder en heeft verweerder eiser de ruimte geboden om zijn relaas te verhelderen. Dat verweerder op dit enkele punt niet heeft doorgevraagd, is dan ook onvoldoende om het betoog te laten slagen.
Heeft eiser summier verklaard?
7.
7.1.
Eiser voert aan dat hij niet summier heeft verklaard over de gebeurtenissen die hebben geleid tot zijn vertrek. Hij heeft duidelijk verklaard dat zijn broer een vrouw heeft geholpen te vluchten en dat haar familie hier achter is gekomen. Deze familie wil wraak nemen. Eiser was tien jaar oud toen dit gebeurde, hij is dus afhankelijk van anderen om te weten wat er in 2017 precies is voorgevallen. Alles wat eiser weet, heeft hij verteld. Ook heeft hij uitgebreid verklaard over wat hemzelf is overkomen. Hij is op 5 september 2023 aangevallen door twee mannen die op zoek waren naar zijn broer. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verder nog aangevoerd dat verweerder aan de ene kant zegt te begrijpen dat eiser niet alles kan vertellen omdat hij, vanwege zijn leeftijd, erbuiten is gehouden, maar aan de andere kant eiser wel tegenwerpt dat hij hier navraag over had moeten doen. Volgens eiser is dit tegenstrijdig.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier heeft verklaard. Eiser kan weinig verklaren over wat er gebeurd is. Gelet op de leeftijd van eiser ten tijde van de gebeurtenissen van 2017 kan inderdaad niet verwacht worden dat eiser daar uit eigen wetenschap over kan verklaren. Dat heeft verweerder ook niet gedaan. Wat wel van eiser verwacht mag worden is dat hij navraag doet bij zijn ouders en zijn broer over deze gebeurtenissen en daarover doorvraagt. Vooral omdat de gebeurtenissen uit 2017 aanleiding zijn voor de bedreigingen die eiser in 2023 heeft ontvangen. Daarbij heeft eiser summier verklaard over hoe en waarom zijn broer [naam 2] geholpen heeft. En hoe haar familie er achter is gekomen dat zijn broer geholpen heeft. Verder heeft eiser tegenstrijdige verklaringen gegeven waarom het tot 2023 heeft geduurd voor de familie [achternaam 1] eerst achter zijn broer aanging en toen achter hem. Ook heeft eiser summier verklaard over de man die hij als familielid herkende en die hem bedreigd heeft. Gelet op deze summiere verklaringen heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn asielrelaas onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Heeft verweerder de overlegde stukken (voldoende) meegewogen?
8.
8.1.
Eiser voert verder aan dat verweerder de door hem overgelegde stukken niet voldoende heeft meegewogen en er onvoldoende waarde aan heeft toegekend. Uit de door eiser overgelegde stamboom blijkt dat er familiebanden zijn met de familie [achternaam 1] en [achternaam 2] . Het door eiser overgelegde artikel over de dood van [naam 2] ondersteunt eisers verhaal. Tot slot heeft zijn vader ook gedetailleerd verklaard over wat er is voorgevallen en welke pogingen zijn familie heeft gedaan om bescherming te krijgen. In het bestreden besluit is verweerder hier niet voldoende op ingegaan.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiser overgelegde stukken voldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder gemotiveerd is ingegaan op de door eiser overgelegde stukken. Zoals verweerder ook ter zitting heeft gezegd, kunnen de overgelegde stukken worden gezien als externe geloofwaardigheidsindicatoren. Uit Werkinstructie 2014/10 volgt dat indien een relevant element niet of niet voldoende is gestaafd, zoals hier het geval is, interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren worden betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. Deze indicatoren geven echter niet de doorslag. Verweerder mag, naar het oordeel van de rechtbank, het zwaartepunt leggen op de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser zelf. In dit geval heeft verweerder, zoals ook hierboven overwogen, deugdelijk gemotiveerd waarom eisers verklaringen over het relevante element 2 op zichzelf al ongeloofwaardig worden geacht. De door eiser overgelegde documenten kunnen niet leiden tot voordeel van de twijfel. Uit de door eiser overgelegde stamboom kan immers niet meer worden gehaald dan dat de familienamen [achternaam 1] en [achternaam 2] binnen zijn familie voorkomen. Hier kan niet uit worden afgeleid dat de ouders van [naam 2] en [naam 3] familie van eiser zijn. De stamboom onderbouwt in dat opzicht dan ook eisers relaas niet. Eiser heeft dit ter zitting ook erkend. Ten aanzien van het overgelegde krantenartikel overweegt de rechtbank dat verweerder in het voornemen en het bestreden besluit heeft gewezen op de diverse discrepanties tussen eisers relaas en de gebeurtenissen beschreven in het artikel. Eiser heeft onvoldoende uitleg gegeven over deze discrepanties. Ook de verklaringen van de vader van eiser kunnen niet leiden tot het resultaat dat eiser wenst. De rechtbank merkt hierbij op dat de verklaring van eisers vader die is overgelegd bij de aanvraag nagenoeg gelijk is aan de verklaring die bij de nadere gronden van 1 juli 2024 is overgelegd. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook niet afzonderlijk bespreken. Immers, met de verklaring van 1 juli 2024 zijn geen nieuwe inzichten naar voren gekomen. Zoals verweerder ook heeft opgemerkt is deze verklaring niet afkomstig is uit een objectieve bron. Dit betekent dat er minder bewijskracht uitgaat van deze verklaring en dat er niet de waarde aan kan worden gehecht die eiser wenst te zien. Verweerder stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat de stelling dat bescherming is gezocht niet is onderbouwd met bewijsstukken. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers vader vaag heeft verklaard over de bedreigingen die zijn geuit. In zijn brief is hij niet concreet over waaruit de bedreigingen bestonden, wanneer dit is gebeurd en hoe vaak. De verklaring van eisers vader maakt dan ook niet dat verweerder eiser het voordeel van de twijfel had moeten geven. Ook deze grond slaagt niet.
Was nader onderzoek nodig naar de vraag of sprake is van adequate opvang in Turkije?
9.
9.1.
Tot slot heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat er adequate opvang voor eiser is. Het enkele feit dat hij contact heeft met zijn ouders en dat hun woonplaats bekend is, betekent nog niet dat er ook adequate opvang voor hem is. Eiser heeft er hierbij met name op gewezen dat het voor hem niet veilig is in Turkije en dat hij dus niet bij zijn ouders kan verblijven.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning. In dit kader hoefde verweerder, gelet op het beleid van paragraaf A3/61 van de Vc [5] , geen nader onderzoek te doen naar de beschikbaarheid van adequate opvang. Verweerder mocht volstaan met de vaststelling dat sprake is van adequate opvang omdat eiser heeft verklaard dat hij nog in contact staat met zijn ouders en ook weet waar zijn ouders zijn. Dat eiser stelt dat het niet veilig voor hem is om naar zijn ouders terug te keren vanwege de gebeurtenissen in 2023, is asielgerelateerd en hoeft niet betrokken te worden bij de vraag of sprake is van adequate opvang. Verweerder heeft in dit geval dan ook overeenkomstig het beleid besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning vanwege het bestaan van adequate opvang. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond, omdat geen van de beroepsgronden slaagt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp - Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 20213/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Zie artikel 3.113, eerste lid, van het Vb 2000. En zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2959.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.