In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 12 februari 2023 ingediend, en de Minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 12 februari 2024 had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft de Minister op 13 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van haar beroep. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard, omdat de Minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft de Minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die bepaalt dat bestuursorganen geen dwangsommen hoeven te betalen voor te late beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze wet onverbindend is, waardoor de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 5 juli 2024.