ECLI:NL:RBDHA:2024:1095
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, had op 30 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 8 november 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 juni 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Na deze beslissing heeft verzoeker op 22 juni 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij geen zitting nodig achtte en hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 8 mei 2023 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de beslistermijn eindigt op 8 februari 2024. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 10 mei 2023 prematuur was en dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. Daarom is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.