In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.J.M. Oomen, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres heeft haar aanvraag op 21 januari 2023 ingediend, en volgens de wet had de verweerder binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 21 januari 2024 had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft verweerder op 2 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 8 juli 2024. De rechtbank heeft de Minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen zestien weken een besluit op de aanvraag bekend te maken, en heeft de gevolgen van het niet naleven van deze termijn duidelijk uiteengezet.