ECLI:NL:RBDHA:2024:10915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24739 en NL24.24741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Syrische statushouders en de niet-ontvankelijkheid daarvan op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee eisers van Syrische nationaliteit tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers hebben op 24 juli 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister heeft deze aanvragen op 13 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 3 juli 2024 behandeld, maar eisers zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvragen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eisers in Griekenland al internationale bescherming genieten.

De rechtbank legt uit dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eisers hebben echter aangevoerd dat de situatie voor statushouders in Griekenland problematisch is, met onvoldoende toegang tot basisbehoeften zoals huisvesting en medische zorg. De rechtbank oordeelt dat de minister niet zonder meer mag aannemen dat Griekenland statushouders adequaat kan ondersteunen, maar dat in dit geval de minister terecht heeft vastgesteld dat eisers in het verleden in Griekenland een bestaan hebben opgebouwd en dat zij voldoen aan de voorwaarden van het beleid van de minister.

De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvragen van eisers op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24739 en NL24.24741

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] eiserV-nummer: [nummer][naam] eiseresV-nummer: [nummer]tezamen: eisers

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers stellen van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum] Zij hebben op 24 juli 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met de bestreden besluiten van 13 juni 2024 deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 juli 2024 samen met de verzoeken om een voorlopige voorziening hangende deze de beroepen [1] , op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eisers en gemachtigde van eisers zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de asielaanvragen niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De bestreden besluiten
4. Bij de bestreden besluiten heeft de minister de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eisers in Griekenland al internationale bescherming genieten. De minister heeft in de bestreden besluiten overwogen dat het standpunt dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan vanwege de slechte begeleiding van statushouders, niet deugdelijk is onderbouwd. Voor zover eisers hebben verwezen naar slechte leefomstandigheden van asielzoekers in de opvangen en de gebreken in de asielprocedure, wordt door de minister opgemerkt dat deze verwijzing geen doel treft omdat eisers geen asielzoekers, maar statushouders zijn en dat zij dezelfde rechten hebben als Griekse staatsburgers.
Beroepsgronden van eisers5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartoe, samengevat weergegeven, het volgende aan. Eisers stellen dat de situatie in Griekenland ook ten aanzien van statushouders moeilijk is. Zij stellen geen aanspraak te kunnen maken op (ondersteuning bij) huisvesting, sociale ondersteuning, medische zorg of scholing. Een asielvergunning is in de praktijk niets waard en men wordt verstoken van noodzakelijkheden. Eisers wijzen op het rapport van Vluchtelingenwerk van juli 2022 over de situatie van statushouders in Griekenland. Ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voeren eisers aan dat de Griekse autoriteiten weliswaar niet onverschillig tegenover de situatie van statushouders staan, maar dat zij statushouders in de praktijk niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften. Er is volgens eisers sprake van een papieren werkelijkheid. Eisers hebben een asielvergunning, maar die is niet lang meer geldig en het is een bureaucratisch proces om deze te verlengen. Eisers vrezen dat zij geen onderdak en voorzieningen gaan krijgen. Voorts stellen eisers geen mogelijkheid te hebben om te klagen bij de Griekse autoriteiten en ook rechtsbijstand is voor hen niet beschikbaar. De Griekse autoriteiten handelen in strijd met de Definitierichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn. Ten aanzien van de verplichting om zich onmiddellijk naar Griekenland te begeven stellen eisers reeds een jaar in Nederland te verblijven, waar eiseres ook onderwijs geniet. Eiseres wenst graag haar schooljaar af te maken.
Beoordeling door de rechtbank6. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in beginsel van uit gaan dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen, zoals die voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, het EVRM [2] en het Handvest [3] , nakomt. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021 [4] volgt dat er gegronde twijfels zijn over de situatie van terugkerende statushouders in Griekenland. De Griekse autoriteiten staan, zoals eisers terecht hebben gesteld, niet onverschillig tegenover de situatie van statushouders maar kunnen in de praktijk niet altijd voorkomen dat zij in een situatie terechtkomen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften zoals onderdak of voedsel. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat de minister niet zonder nadere motivering Griekse statushouders mag opdragen om (terug) naar Griekenland te gaan. De minister mag de asielaanvragen van Griekse statushouders daarom niet zonder meer niet-ontvankelijk verklaren. Om te bepalen wanneer dit nog wel kan, is door de minister het IB 2024/31 opgesteld. Hieruit volgt, voor zover van belang, het volgende:
‘’Het is onder meer mogelijk asielaanvragen van Griekse statushouders als niet-ontvankelijk af te doen wanneer uit het aanmeldgehoor duidelijk blijkt dat de vreemdeling in het bezit is van:
- zijn verblijfsvergunning (de ADET);- het belastingnummer;- het socialezekerheidsnummer- én in Griekenland onderdak en voorzieningen had én die opnieuw kan verkrijgen.’’
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beleid van de minister redelijk is en dat de minister conform zijn beleid heeft gehandeld. De minister heeft voorts terecht vastgesteld dat uit de verklaringen van eisers blijkt dat zij beide in het bezit zijn van een geldige Griekse verblijfsvergunning en in Griekenland een belastingnummer en een socialezekerheidsnummer hebben. Ook hebben eisers voor lange tijd, van eind 2014 tot juli 2023, in Griekenland verbleven en hebben eisers in die periode een bestaan opgebouwd. Zij hebben toegang gehad tot huisvesting, eiser heeft gewerkt en een inkomen gehad en eiseres heeft onder meer toegang gehad tot onderwijs. Tijdens de gehoren heeft de minister zich, conform het IB 2024/31, gefocust op de vraag in welke situatie eisers bij terugkeer naar Griekenland terecht zullen komen. De minister heeft mogen concluderen dat eisers voor lange tijd hebben beschikt over alle noodzakelijkheden die nodig zijn om in Griekenland een leven op te bouwen én dat nergens uit blijkt dat zij dit niet opnieuw kunnen verkrijgen. Eisers voldoen daarmee aan alle voorwaarden van het IB 2024/31. Verder hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat wanneer hun verblijfsvergunningen verlopen zijn of op korte termijn zullen verlopen, zij geen nieuwe verblijfsvergunningen zouden kunnen verkrijgen. Onder al deze omstandigheden bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor de door eisers gesteld vrees dat zij bij terugkomst in een situatie komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. De minister heeft op goede gronden de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgronden slagen niet.
6.2.
Eisers voeren aan dat het niet proportioneel is dat zij zich onmiddellijk naar Griekenland dienen te begeven, omdat zij inmiddels een jaar in Nederland zijn en eiseres hier onderwijs volgt. Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft ter zitting terecht aangevoerd dat het onmiddellijk moeten vertrekken een uitzettingsformaliteit is. Uit artikel 62a, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, volgt immers dat een vreemdeling die in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Overigens kan een verzoek om een (andere) vertrektermijn aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) worden voorgelegd, waarna het vertrek gepland zal worden. De DT&V houdt volgens de minister doorgaans rekening met redelijke verzoeken.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard en eisers terecht opgedragen zich onmiddellijk naar Griekenland te begeven. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummers NL24.24740 en NL24.24742
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie