ECLI:NL:RBDHA:2024:10882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/09/663321 / FA RK 24-2019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving van een minderjarige. De moeder verzocht om toestemming om met haar kind, [de minderjarige], te verhuizen naar [plaats 1] en om haar in te schrijven op de basisschool de [naam school] in [plaats 1]. De vader verzette zich tegen deze verzoeken en voerde aan dat de noodzaak tot verhuizing onvoldoende was aangetoond en dat de communicatie tussen de ouders niet goed was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft voorbereid en dat de noodzaak voor de verhuizing niet is aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing niet in het belang van [de minderjarige] was, gezien de impact op de zorgregeling en de reistijd tussen de ouders. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken voor schoolinschrijving aangehouden, in afwachting van verdere communicatie tussen de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de huidige zorgregeling mogelijk moet worden herzien, maar kon hier geen beslissing over nemen omdat er geen verzoek over de zorgregeling was ingediend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2019
Zaaknummer: C/09/663321
Datum beschikking: 29 mei 2024

Vervangende toestemming verhuizing en -inschrijving school

Beschikking op het op 19 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.E. Vries te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de moeder;
  • het verweerschrift, houdend zelfstandige verzoeken, namens de vader;
  • de brief van 26 april 2024, met bijlagen, namens de moeder.
Op 1 mei 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en K. Lutjens namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 in
' [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit volgens een aantekening in het gezagsregister van 19 februari 2020.
  • [de minderjarige] verblijft bij de moeder.
  • Bij vonnis in kort geding van 7 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter aan de moeder vervangende toestemming verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om [de minderjarige] in te schrijven op de basisschool de [naam school] in [plaats 1] , zodat [de minderjarige] daar in afwachting van de uitkomst in de bodemprocedure (tijdelijk) naar school kan gaan.
  • [de minderjarige] is wekelijks van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader, waarbij de vader haar bij de moeder ophaalt en op maandagochtend naar school brengt.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt om haar vervangende toestemming te verlenen om:
  • met [de minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen;
  • [de minderjarige] (definitief) op de school de [naam school] in [plaats 1] in te schrijven,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig:
  • aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op de basisschool De Schalm in Rotterdam;
  • bij toewijzing van de verzoeken van de moeder (voorwaardelijk verzoek):
  • de tussen partijen bestaande zorgregeling te wijzigen in die zin dat de moeder het halen en brengen op zich neemt, althans te bepalen dat de moeder [de minderjarige] op de vrijdagmiddag na schooltijd naar de vader brengt en op de maandagochtend bij de vader ophaalt, althans te bepalen dat de overdrachtslocatie (telkens) in [plaats 2] zal zijn;
  • althans een zodanig beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. [de minderjarige] woont sinds het verbreken van de relatie bij haar in [plaats 2] . Volgens de moeder wil zij al enige tijd verhuizen naar [provincie] en heeft de vader hierop gereageerd dat het hem niet uitmaakt, zolang [de minderjarige] door de verhuizing niet van school hoeft te wisselen en het contact met haar hetzelfde kan blijven. De moeder heeft inmiddels een nieuwe partner, die met zijn vier kinderen in [plaats 1] woont. De moeder en haar nieuwe partner willen graag in [plaats 1] samenwonen en daar een nieuw leven opbouwen. Toen zij de vader hierover informeerde is hij teruggekomen op zijn eerdere toezeggingen en heeft hij zijn toestemming voor de verhuizing geweigerd. De moeder meent dat de verhuizing in het belang van [de minderjarige] is en voor meer rust zal zorgen. Momenteel is [de minderjarige] soms bij de moeder in [plaats 2] , soms bij de vader in Rotterdam en soms met de moeder in [plaats 1] . Verder stelt de moeder dat de zorgregeling in stand kan blijven na de verhuizing en dat de reisduur vanaf de vader naar de woning in [plaats 1] slechts een kwartiertje langer is. Daarnaast heeft de moeder meermaals aangeboden om [de minderjarige] af en toe te halen en te brengen.
De vader voert verweer en voert – samengevat – het volgende aan. De vader betwist dat de moeder haar voornemen om te verhuizen met hem heeft besproken. Hij geeft aan dat hij plotseling in januari 2024 een e-mail kreeg waarin stond dat hij [de minderjarige] voortaan moest halen en brengen in [plaats 1] , omdat ze daar naar school zou gaan. Volgens de vader heeft de moeder hem nooit om toestemming gevraagd om te verhuizen. Daarnaast maakt de vader zich zorgen over de uitvoering van de huidige zorgregeling bij een verhuizing naar [plaats 1] . De reisduur naar [plaats 1] is veel langer dan de moeder stelt. Momenteel moeten de vader en [de minderjarige] op maandagochtend om 05.15 uur opstaan om op tijd op de school in [plaats 1] te zijn. Door de extra reistijd heeft de vader minder tijd om met [de minderjarige] te besteden. Verder geeft de vader aan dat er in [plaats 2] hulpverlening betrokken is bij [de minderjarige] , te weten Jeugdformaat, een gedragswetenschapper en Veilig Thuis. Volgens de vader is het niet in het belang van [de minderjarige] om deze hulpverlening te stoppen. Ten slotte voert de vader aan dat er niet is voldaan aan de criteria van de Hoge Raad voor een verhuizing, aangezien de moeder geen noodzaak tot verhuizing heeft, [de minderjarige] in [plaats 2] is geworteld, de moeder de verhuizing niet goed heeft voorbereid en hem geen compensatie is geboden voor de tijd die hij met [de minderjarige] mist.
De rechtbank stelt voorop dat gezamenlijke uitoefening van het gezag over [de minderjarige] meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van haar woonplaats toestemming van de vader nodig heeft. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [de minderjarige] een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de te maken belangenafweging gaat het enerzijds om het belang van de moeder om zelf haar leven in te vullen en samen met [de minderjarige] een nieuw leven op te bouwen en anderzijds om het belang van de vader om de zorgregeling op vergelijkbare wijze vorm te kunnen blijven geven, en daarbij een onbelemmerd contact met [de minderjarige] te kunnen hebben en haar in zijn directe omgeving te zien opgroeien. Ook weegt zwaar mee het belang van [de minderjarige] op contact met beide ouders.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om naar [plaats 1] te verhuizen afwijzen. Daaraan legt de rechtbank de volgende redenen ten grondslag.
De rechtbank acht de relatie van de moeder en haar nieuwe partner op dit moment te pril om op basis daarvan de woonplaats van [de minderjarige] te veranderen. Op de zitting heeft de moeder verklaard dat zij in oktober 2023 een relatie met haar partner heeft gekregen en dat zij in de kerstvakantie zijn begonnen met het af en toe samenbrengen van hun beide gezinnen in [plaats 1] . Het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming om te verhuizen dateert van 19 maart 2024. De rechtbank is op basis van deze tijdspanne met de vader van oordeel dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft voorbereid. Daarin weegt de rechtbank ook mee dat de moeder haar voorgenomen verhuizing niet met de vader lijkt te hebben besproken voordat zij hiervoor al stappen heeft ondernomen, zoals het laten wennen van [de minderjarige] op de school de [naam school] in [plaats 1] begin 2024.
Hoewel de moeder in beginsel het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten, acht de rechtbank een verhuizing naar [plaats 1] gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen op dit moment te voorbarig. De rechtbank begrijpt dat het voor de moeder voor de hand ligt om bij haar partner in te trekken, aangezien er in zijn woning meer ruimte is voor alle kinderen, maar dat betekent nog niet dat daarmee een noodzaak voor de verhuizing bestaat. Met de vader is de rechtbank dan ook van oordeel dat de moeder de noodzaak voor verhuizing onvoldoende heeft aangetoond. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met de verhuizing de reistijd tussen de ouders zodanig toeneemt, dat de zorgregeling met de vader in het gedrang komt. De reistijd naar [plaats 1] is voor de vader met meer dan een kwartier toegenomen ten opzichte van [plaats 2] , waardoor [de minderjarige] op maandagochtend erg vroeg op moet staan. De rechtbank acht dit belastend voor [de minderjarige] en niet in haar belang. Daarbij komt dat de vader geen concrete compensatie is geboden voor de tijd die hij met [de minderjarige] mist bij een verhuizing naar HH
[plaats 1] . Ten slotte overweegt de rechtbank dat de communicatie tussen de ouders op dit moment onvoldoende is om goede afspraken te kunnen maken omtrent een verhuizing naar [plaats 1] . Op de zitting hebben beide ouders verklaard open te staan voor een hulpverleningstraject zoals ouderschapsbemiddeling. Aangezien de ouders al hulpverlening van Jeugdformaat ontvangen, hebben zij aangegeven zichzelf daar te zullen aanmelden voor een dergelijk traject. De rechtbank is van oordeel dat de communicatie tussen de ouders eerst verbeterd moet worden, voordat er opnieuw kan worden bekeken of de moeder kan verhuizen naar [plaats 1] .
Vervangende toestemming schoolinschrijving
Artikel 1:253a, eerste lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank is er niet in geslaagd partijen te verenigen. De rechtbank neemt hierom een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is het volgende gebleken. Momenteel is er voorlopige toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op de [naam school] in [plaats 1] . Van deze - in kort geding - gegeven toestemming is ook gebruik gemaakt; [de minderjarige] gaat daar nu naar school. De moeder vraagt om definitieve vervangende toestemming om [de minderjarige] in [plaats 1] in te schrijven op school. De vader vraagt om vervangende toestemming om [de minderjarige] in te schrijven op een school in [plaats 3] .
De rechtbank overweegt als volgt. Op dit moment ziet de rechtbank geen reden om één van de verzoeken van de ouders toe te wijzen. Gelet op de afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder met [de minderjarige] in [plaats 2] blijft wonen. De rechtbank verwacht daarom dat [de minderjarige] in [plaats 2] op (een wachtlijst van) een school wordt ingeschreven. De ouders kunnen deze inschrijving of een eventueel een alternatief bij Jeugdformaat in goed overleg nader bespreken. De rechtbank ziet hierin aanleiding om beide verzoeken ten aanzien van de schoolinschrijving aan te houden, in afwachting van een schriftelijk bericht van partijen naar aanleiding van het door hen te volgen traject bij Jeugdformaat.
Tot die tijd blijft de voorlopige toestemming voor de inschrijving op de school in [plaats 1] die door de voorzieningenrechter in het vonnis van 7 maart 2024 is gegeven, gelden. Als de ouders er niet samen uitkomen kan het geschil tussen de ouders over de schoolinschrijving op een volgende zitting worden besproken.
Zorgregeling
De vader heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan voor wijziging van de zorgregeling wanneer de verzoeken van de moeder voor vervangende toestemming worden toegewezen. Aangezien dit niet het geval is, ligt er nu geen verzoek over de zorgregeling voor. De rechtbank ziet echter aanleiding om toch het volgende over de zorgregeling op te merken.
De rechtbank is, samen met de Raad, van oordeel dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om elke maandagochtend om 05.15 uur op te staan om naar school in [plaats 1] te gaan.
Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat [de minderjarige] momenteel niet leerplichtig is en daarom de suggestie gedaan om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [de minderjarige] van donderdag na school tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader is. De rechtbank acht dit een goede suggestie, waarmee [de minderjarige] niet meer op de maandagochtend vroeg op hoeft te staan en zij meer tijd met de vader kan doorbrengen. De rechtbank kan zich voorstellen dat de ouders afspreken om de door de Raad voorgestelde zorgregeling als voorlopige zorgregeling te hanteren. Nu er geen verzoek over de zorgregeling voorligt kan de rechtbank hier geen beslissing over nemen.
Proceskosten
Nu de rechtbank de beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming voor schoolinschrijving zal aanhouden, zal de rechtbank ook de beslissing over de proceskosten aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst af het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming voor verhuizing;
*
houdt de verzoeken
ten aanzien van de vervangende toestemming voor schoolinschrijving en de proceskostenaan tot
1 augustus 2024 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 29 mei 2024.