Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres/verzoekster, hierna te noemen eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Waar gaan deze zaken over?
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat die bedoeling niet is op te maken uit de tekst van het wetsartikel zelf noch uit enige toelichting daarop. In het Staatsblad [6] is vermeld dat in artikel 3.50 van het Vb is neergelegd dat
de vreemdeling die als minderjarige in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of een verblijfsvergunning als pleegkind of adoptiefkind, na een jaar in aanmerking komt voor een zelfstandige verblijfsvergunning (..) De imperatieve formulering van dit artikel brengt mee dat er geen nadere voorwaarden aan de vergunningverlening kunnen worden gesteld, indien aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.Ter zitting heeft verweerder nog opgemerkt dat de wetgever een wetswijziging van artikel 3.50 van de Vb voorbereidt om misbruik van dat artikel te voorkomen. Hierover overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat verweerder niet met stukken heeft onderbouwd waaruit blijkt dat een wetswijziging in voorbereiding is en in welke fase van de wetgevingsprocedure die voorbereiding zich bevindt. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat er in het geval van eiseres en haar kinderen sprake is van misbruik van het bepaalde artikel 3.50 van het Vb.
Het is vreemd dat verweerder op het ene moment beslist de kinderen van eiseres een zelfstandig verblijfsrecht te verlenen en op een later moment een beslissing neemt die hen in feite de mogelijkheid ontneemt nog langer van dat verblijfrecht te kunnen genieten. In zo een situatie dient, naar het oordeel van de rechtbank, verweerder diepgaander dan hij in de onderhavige zaken heeft gedaan de belangen van de kinderen te onderzoeken en aan die belangen ook kenbaar een zwaarder gewicht toe te kennen dan uit de motivering van de bestreden besluiten naar voren komt. Door verweerder is bij de voorbereiding van de bestreden besluiten niet volledig genoeg in kaart gebracht welke de individuele belangen zijn van elk van de drie kinderen van eiseres bij voortgezet verblijf in Nederland. Alleen de oudste dochter van eiseres ( [kind 1] ) is hierover op de hoorzitting in bezwaar gehoord. Mede daarom heeft verweerder in de bestreden besluiten niet deugdelijk gemotiveerd waarom die individuele belangen niet zodanig zwaar doorwegen in het belang van hun moeder bij voortgezet verblijf in Nederland dat die dienen te prevaleren boven het algemene belang van de Nederlandse overheid bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. In dit verband heeft eiseres er terecht op gewezen dat de kinderen al sinds 2019 rechtmatig in Nederland verblijven, hier sindsdien onderwijs genieten en (naar kan worden aangenomen) geïntegreerd zijn. Ook heeft eiseres er in dit verband terecht op gewezen dat het om een sterk zelfstandig verblijfsrecht gaat. Hoewel niet onaannemelijk is dat de kinderen van eiseres, gelet op hun nog jeugdige leeftijd en het ontbreken van een objectieve belemmering, ook in Egypte het gezinsleven met hun moeder weer zouden kunnen uitoefenen, kan in het licht van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van het IVRK en artikel 24, tweede lid, van het Handvest en het aan de kinderen toegekende voortgezet verblijf niet op de wijze waarop verweerder dat in de bestreden besluiten heeft gedaan worden omgegaan met de individuele belangen van de kinderen. Dat is onzorgvuldig en niet in overeenstemming met het vertrouwen dat de kinderen mogen ontlenen aan het hen verleend voortgezet zelfstandig verblijfrecht.