ECLI:NL:RBDHA:2024:10825
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de WOZ-waarde op € 349.000 heeft vastgesteld. Eiser heeft in beroep een lagere waarde van € 336.000 bepleit, onderbouwd met een woningwaarderapport en argumenten over de invloed van een brandgang, gedateerde voorzieningen en de gebruiksoppervlakte van vergelijkingsobjecten.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft de methodiek van systematische vergelijking met vergelijkbare woningen als voldoende bruikbaar beoordeeld en heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de objectkenmerken en de toegepaste waarderingsmethoden. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de heffingsambtenaar bij de waardebepaling belangrijke factoren heeft genegeerd of onjuist heeft beoordeeld.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, aangezien eiser voldoende informatie heeft ontvangen om zelf een inschatting van de waarde te maken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.