ECLI:NL:RBDHA:2024:10823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak, ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de WOZ-waarde op € 2.092.000 heeft vastgesteld. Eiser heeft het bezwaar ongegrond verklaard en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 oktober 2023 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was en verwees naar een waarderapport dat hij had laten opstellen, waarin hij een waarde van € 1.775.000 voorstelde. Hij voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met de ligging van de woning nabij een school en speeltuin, en dat de vergelijkingsobjecten die door de verweerder waren gebruikt niet representatief waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank oordeelde dat de gebruikte vergelijkingsobjecten goed waren en dat de methodiek van waardebepaling door de verweerder adequaat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waardepeildatum 1 januari 2021 was en dat de aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing correct waren vastgesteld. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn dan de vastgestelde waarde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.