ECLI:NL:RBDHA:2024:10822
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de WOZ-waarde op € 352.000 heeft vastgesteld. Eiser heeft in beroep een lagere waarde van € 332.000 bepleit, onderbouwd met een woningwaarderapport en argumenten over de onjuistheid van de vastgestelde waarde en de vergelijkingsobjecten.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft de methodiek van systematische vergelijking met vergelijkbare woningen als voldoende bruikbaar beoordeeld. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de waarde te hoog is vastgesteld, en de rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de objectkenmerken en de toegepaste waarderingsmethoden.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek om uitstel van de zitting door de gemachtigde van eiser niet is gehonoreerd, maar dat dit geen nadelige gevolgen heeft gehad voor de procespositie van eiser. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog zijn vastgesteld, en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.