ECLI:NL:RBDHA:2024:1074
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. Heek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering, die per 20 januari 2022 zou worden omgezet in een loonaanvullingsuitkering. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift grotendeels een herhaling was van eerdere bezwaren en dat eiseres haar stellingen niet voldoende had onderbouwd met medische informatie. De rechtbank volgde het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 23 februari 2023, waarin werd geconcludeerd dat de door eiseres genoemde klachten en beperkingen niet leidden tot een andere beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiseres passen en dat er geen aanleiding was om de rapportage van de verzekeringsarts b&b te betwisten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische rapportages in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid voor arbeid.