ECLI:NL:RBDHA:2024:10708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.22245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1987 met de Algerijnse nationaliteit, had eerder asielaanvragen ingediend in Spanje, die zijn afgewezen. Na zijn uitzetting naar Algerije heeft hij op 23 november 2023 een asielverzoek ingediend in Duitsland en op 4 maart 2024 in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij langer dan drie maanden het grondgebied van de EU heeft verlaten, waardoor Spanje nog steeds verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag.

De rechtbank overweegt verder dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er systematische tekortkomingen zijn in de Spaanse opvangvoorzieningen, die zouden leiden tot onmenselijke behandelingen. De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Spanje zodanig is dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.22245 (beroep) en NL24.22246 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje hiervoor verantwoordelijk is.
Verder beoordeelt de voorzieningenrechter in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening dat ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
De zaken zijn op 8 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wat heeft de rechtbank in de beoordeling betrokken?

6. Eiser is geboren op [datum] 1987 en heeft de Algerijnse nationaliteit. In Eurodac staat vermeld dat hij op 19 augustus 2019 en 29 augustus 2019 een asielverzoek heeft ingediend in Spanje. Eiser heeft verklaard dat zijn aanvragen zijn afgewezen en dat hij een inreisverbod voor de EU kreeg voor de termijn van drie jaar. Daarna is eiser uitgezet naar Algerije. Eiser stelt dat hij tot september 2023 in Algerije heeft verbleven. Op 23 november 2023 heeft eiser een asielverzoek ingediend in Duitsland en op 4 maart 2024 in Nederland.
7. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [2] . In dit geval heeft Nederland eerst bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek afgewezen omdat zij Spanje verantwoordelijk houden voor de behandeling van het verzoek. Vervolgens heeft verweerder bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek [3] .

De beoordeling van de beroepsgronden

8. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser een beroep gedaan op artikel 19, tweede lid van de Dublinverordening. Eiser stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag omdat eiser na de afwijzing van zijn asielaanvraag door Spanje in 2019 naar Algerije is uitgezet en hij het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten. Daarmee eindigde de verantwoordelijkheid van Spanje.
8.1
Uit artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening volgt dat de verplichting van Spanje om eiser terug te nemen, komt te vervallen indien kan worden aangetoond dat eiser het grondgebied van de lidstaten tenminste drie maanden heeft verlaten.
8.2
De rechtbank stelt vast dat eiser niet met stukken heeft onderbouwd dat hij is uitgezet naar Algerije, en evenmin dat hij daar langer dan drie maanden heeft verbleven. Daarmee slaagt zijn beroep op artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening niet. Dat eiser eerst ter zitting met deze stelling komt en hem niet kan onderbouwen, komt voor zijn eigen risico. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder er in het terugnameverzoek aan de Spaanse autoriteiten al op heeft gewezen dat eiser geen bewijs van zijn gestelde terugkeer en verblijf in Algerije heeft overgelegd en dat dat de Duitse autoriteiten eerder een terugnameverzoek ten behoeve van eiser hebben gedaan dat door de Spaanse autoriteiten is geaccepteerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser voert verder aan dat verweerder van overdracht aan Spanje moet afzien omdat er ten aanzien van Spanje in zijn geval niet (meer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Er is sprake van systematische tekortkomingen in de Spaanse opvangvoorzieningen. Die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest [4] en in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 7 van het IVBPR [6] . Het ontbreekt in Spanje aan een effectief rechtssysteem om hierover te klagen. Er zijn geen instanties die kunnen en willen bevestigen dat deze systeemfouten bestaan, laat staan dat de verantwoordelijke instanties willen bevestigen dat zij zelf voor die systeemfouten verantwoordelijk zijn. Eiser verkeert daarom in bewijsnood.
Eiser wijst verder op pagina 69 van het AIDA landenrapport over Spanje 2023 [7] . Hierin is opgenomen dat er meldingen geweest zijn van Dublin-terugkeerders die vanwege een gebrek aan plaatsen in opvangfaciliteiten geen toegang hadden tot opvangvoorzieningen. In sommige gevallen heeft dit tot dakloosheid en armoede geleid. In een reeks uitspraken heeft het Tribunal Superior de Justicia van Madrid de Spaanse overheid veroordeeld voor het weigeren van opvang aan asielzoekers die in het kader van de Dublinprocedure naar Spanje zijn teruggekeerd. Het ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid heeft als gevolg van de uitspraak een instructie uitgevaardigd waarin wordt bepaald dat asielzoekers die Spanje vrijwillig hebben verlaten om een ander EU-land te bereiken bij terugkeer niet van het opvangsysteem worden uitgesloten. De organisatie Coordinadora de Barrios ondersteunt Dublin-terugkeerders in Spanje sinds 2015. In de zomer van 2020 ondersteunden en documenteerden ze tenminste 15 gevallen van Dublin-terugkeerders in Madrid die geen toegang hadden tot opvang omdat er te weinig plaatsen beschikbaar waren en als gevolg hiervan dakloos werden. De Spaanse Ombudsman heeft dit in zijn jaarverslag over 2022 bevestigd en uitte hierin zijn bezorgdheid over de vele asielzoekers die op straat of in precaire omstandigheden leefden. Vooral de situatie in Madrid was volgens de Ombudsman zorgwekkend.
9.1
De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, verweerder in het algemeen ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van EVRM of artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo [8] .
9.2
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. Dat volgt ook uit de uitspraken van 24 juli 2023 [9] en 22 augustus 2023 [10] waarin de Afdeling [11] heeft overwogen dat in Spanje geen sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest bereiken. De enkele verwijzing naar het AIDA-rapport is daartoe onvoldoende. Het AIDA-rapport: Spanje, update 2022, schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023 [12] is betrokken. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
Dat sprake is van bewijsnood is onvoldoende onderbouwd.
De Spaanse autoriteiten zijn gehouden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een (opvolgende) asielaanvraag. Mocht eiser problemen ondervinden met de opvang of in de asielprocedure, dan dient hij zich te wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is. Uit het door eiser overgelegde rapport blijkt namelijk dat vreemdelingen kunnen opkomen tegen eventuele tekortkomingen in het opvang- en asielsysteem. Verweerder heeft het bestreden besluit op dit punt voldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert voorts aan dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de bijzondere individuele omstandigheden die maken dat zijn overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt. Het bijzondere samenstel van factoren maakt dat behandeling van het asielverzoek in Nederland in de rede ligt, conform artikel 17 van de Dublinverordening.
10.1
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond al niet omdat eiser niet heeft toegelicht of onderbouwd welke bijzondere individuele omstandigheden maken dat zijn overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Ook niet desgevraagd ter zitting.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen
.
11. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Dit staat in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
3.Als bepaald in artikel 25, tweede lid van de Dublinverordening
4.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
7.Landenrapport: Spanje 2023 Update mei 2024
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019. ECLI:EU:C:2019:218
11.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State