ECLI:NL:RBDHA:2024:10689
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 9 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 18 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 8 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de aanvraag op 9 september 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 9 maart 2024 eindigen. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van 18 maart 2024 prematuur ingediend, wat betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.